T R I Ë S T E
najaar 2014
Mijn eerste avond in Italië zit ik aan een schotel met varkensvlees en zuurkool. Een totaal onverwacht genoegen, maar ja…ik ben dan ook in Triëste.
De Italiaanse stad met een Weens tintje, die door eeuwenlange Midden-Europese invloed een heel eigen karakter heeft gekregen.
De trattoria waar ik zit, of het buffet zoals ze het hier noemen, lijkt eerder op een Duitse bierkelder dan op een Italiaans restaurant. Vaten met wijn en bier hangen tegen de wand, hammen bungelen aan het plafond. Eén ding is meteen duidelijk: 400 jaar Habsburgse overheersing poets je niet zomaar weg.
Kustweg
Eerder vandaag kwam ik over de kustweg in Triëste aan. De kust heeft de allure van een ‘rivièra’. Rechts strekte de Adriatische Zee zich prachtig blauw uit, langs de weg stonden subtropische gewassen. Vlak voor de stad doemde het kasteel Miramare op, helwit op een landtong in zee.
Chaotische aankomst
En toen zat ik opeens midden in het chaotische verkeer van de stad. Mijn hotel lag aan een drukke verkeersader, waar voortdurend verkeer langs stroomde. Waar laad ik hier mijn bagage uit? vroeg ik me af. Ik parkeerde de auto een paar straten verderop en liep het hotel binnen. Ik moest maar even op de plek van de bushalte parkeren, zei de receptionist. Ik stond er nog geen tel of er kwam al een bus aan. Vloekend reed ik weer een rondje, ging er weer staan en liep geïrriteerd het hotel binnen: ik had hulp nodig. Er kwam beweging in het korps achter de balie, vier dames en een heer. Snel sleepten ze mijn spullen naar binnen en legde de haan van het kippenhok mij uit waar ik de parkeergarage kon vinden. Later droeg hij alles naar mijn kamer en bood hij zijn excuses aan over hun getalm.
Welkom in Triëste, ook wel ‘Wenen aan Zee’ genoemd.
Dit omdat, zoals ik al eerder aangaf, cultuur en sfeer hier nog steeds nauw aansluiten bij die van Midden Europa, na vier eeuwen overheersing van het Habsburgse huis.
Habsburgse Dubbel Monarchie
Pas in 1918 werd de Habsburgse Dubbel Monarchie ontbonden, die bestond uit het tegenwoordige Oostenrijk, Hongarije, Bosnië Herzegovina, Kroatië, Tsjechië, Slowakije, Slovenië en delen van Italië, Montenegro, Polen, Roemenië, Servië en Oekraïne.
Dit had een kleine volksverhuizing tot gevolg. Tienduizenden Slovenen en Kroaten verlieten dit deel van Italië, terwijl tienduizenden Italianen terugkeerden uit Istrië en Kroatië. Triëste hoorde nu voorgoed bij Italië.
Piazza
Zodra ik me na aankomst heb opgefrist, ga ik op weg naar het belangrijkste plein van de stad: de Piazza dell’Unità d’Italia. Een spectaculair plein, ook doordat het direct aan zee ligt. Het plein wordt aan drie zijden begrensd door imponerende gebouwen. De meesten dateren uit de 19e eeuw. De Habsburgse bouwmeesters hanteerden een eclectische stijl, dat wil zeggen dat ze allerlei stijlen door elkaar gebruikten: van renaissancisisch tot neoklassiek en jugendstil.
Ik ga op één van de terrassen zitten om de zeewind op te snuiven en de sfeer van de stad te ondergaan. Ik bestel een Aperol bij één van de vriendelijke Afrikaanse obers en geniet.
Tergeste
De Piazza dell’Unità d’Italia ligt onderaan de heuvel van San Giusto. Op deze heuvel ligt het historisch centrum van Triëste. Het gebied rondom Triëste was al heel vroeg bewoond. Al omstreeks 450.000 jaar voor Christus, zo blijkt uit voorwerpen die archeologen hebben gevonden in de grotten van het Karstgebergte. Rondom 1500 voor Christus bouwen bewoners op de bergtoppen de eerste forten.
Als het Romeine leger hier omstreeks 177 voor Christus langstrekt, op weg naar Istrië, treffen ze op een heuvel boven een baai al een bewoonde kern aan, die Tergeste wordt genoemd. Honderd jaar later wordt het officiëel een Romeinse kolonie.
Ook Karel de Grote bemoeide zich met Triëste. Hij bracht de regio Friuli, het Karstgebergte en Istrië samen tot één grensprovincie van zijn Heilige Roomse Rijk. Triëste werd regelmatig bedreigd, vooral door de Venetianen. Iedere keer riep de stad de hulp van de Oostenrijkers in. In 1509, bij het Verdrag van Cambrai kwam Triëste definitief in handen van Maximiliaan van Oostenrijk.
Forum Romanum
De eerste ochtend van mijn verblijf in Triëste besluit ik de heuvel van San Giusto te beklimmen. Ik voel me uitgerust, het hotel, hotel Victoria, is comfortabel. Ik heb een ruime luxe kamer en een ontbijt met verse koffie en niet uit een apparaat! Verkwikt sla ik een sterk hellend straatje in en begin naar boven te lopen.
Via enkele trappen en steil oplopende wegen kom ik boven op de heuvel terecht. Daar is een herinneringspark met monumenten voor de gevallenen, vanwaar je een mooi uitzicht over de stad hebt. Hier liggen ook de resten van het oude Forum Romanum. In de eerste eeuw stond hier een grote basilica, een aantal pilaren van het gebouw staan nog overeind. Het wijst erop dat het Romeinse Tergeste toen al een flinke plaats geweest moet zijn. De basilica was het ontmoetingscentrum van de stad, en er werd handel gedreven. Waarschijnlijk stond hier ook een tempelcomplex gewijd aan Juno, Jupiter en Minerva.
San Giusto
Naast het park ligt een religieus complex dat dateert uit de 13e eeuw. Het bestaat uit de kathedraal van San Giusto, de klokkentoren, de doopkapel van San Giovanni en het kleine kerkje San Michele al Carnale.
De San Giusto is de belangrijkste kerk van Triëste. Het is een prachtig Romaans gebouw met in de facade een groot roosvenster. Oorspronkelijk stonden hier twee kerken. Een kapel gewijd aan de heilige Giusto, patroonheilige van de stad, en de kerk Santa Maria, Madre di Dio. De bouwers hebben voor de kathedraal materialen van beide kerkjes gebruikt. Dat kun je o.m. zien aan de pilaren in de kerk die uit de oude kerk komen. De San Giusto heeft mooie mozaïeken.
Heel bijzonder zijn de resten van een oude Romeinse poort die je alleen kunt bekijken door een tralievenster in de klokkentoren. De Romeinen bouwden de poort destijds bovenaan de hoofdweg die van zee naar boven leidde, de tegenwoordige Via del Cattedrale.
San Silvestro
Als ik de heuvel afloop naar de stad beneden stuit ik op één van de oudste kerkjes van Triëste. Het is de San Silverstro, een prachtig Romaans kerkje uit circa 1100. Het zou gebouwd zijn op de plaats waar de eerste Christenen elkaar ontmoetten. Sinds 1786 is het geen katholieke kerk meer maar een evangelisch gereformeerde kerk. Aan de buitenkant ziet het godshuis er in redelijke staat uit, maar als ik naar binnen loop, zie ik dat er heel wat aan moet gebeuren. Gelukkig heeft de Rotary Club zich het lot van dit kerkje aangetrokken en er een boekje over uitgebracht. Hopelijk brengt dat geld voor de restauratie op.
Buffet
De meisjes van de receptie van mijn hotel hebben me vier adresjes van eethuizen opgegeven. De eerste avond kom ik terecht bij het buffet ‘Da Giovanni’. Achter de bar staan drie mannen klanten te bedienen die uit de hand broodjes met vlees eten. Op de bar ligt een half varken. Mensen verdringen zich en lopen even later met een broodje en een gevuld glas naar het terras. Daar staat een meute van meest jonge mensen te eten en te drinken. Binnen zie ik achter een schot een stuk of zes tafeltjes staan. Er is er nog net eentje vrij en daar ga ik gauw zitten.
De komende dagen kom ik wat meer over de culinaire gewoontes van de stad te weten. Zo moet ik volgens iedereen die ik spreek beslist bij ‘Buffet Da Pepi’ gaan eten, zelfs een New York Times zou erover hebben geschreven.
De volgende middag ga ik er een kijkje nemen. ‘Da Pepi’ blijkt een uiterst eenvoudig maar heel gezellig restaurant. Het varkensvlees staat er uren de stoven in grote ‘caldaie’, ketels met bouillon. Specialiteit van het huis is een grote schaal met allerlei soorten varkensvlees en zuurkool. En jawel, apfel- of pruimenstrudel na. Een ander populair gerecht in Triëste is goulash met gnocchi!
Bloeiperiode
Triëste wordt in 1719 een vrijhaven en beleeft een bloeiperiode als enige zeehaven van het Habsburgse Rijk. De stad wordt een smeltkroes van nationaliteiten. Kerken als de Grieks-orthodoxe van San Nicolà en de Servisch-orthodoxe San Spiridione en de grote synagoge getuigen daar nog van.
Literaire routes
Ook het culturele leven in Triëste bloeide als nooit tevoren. Veel schrijvers, kunstenaars en intellectuelen trokken in deze periode naar de stad. James Joyce, Sigmund Freud, Rainer Maria Rilke, Italo Svevo, Umberto Saba, allemaal verbleven ze een tijdje in de stad.
Triëste heeft van de bekendste auteurs literaire routes uitgezet. Als ik op een ochtend op een hoek ergens op een terras koffie zit te drinken, dan blijkt (uit een plakkaat tegen de muur) dat dit het oude café Municipio te zijn (nu: Garibaldi) waar Saba voor de oorlog dagelijks collega-schrijvers en journalisten ontmoette. In de bibliotheek aan de Piazza Attilia Hortis liggen van de bekendste schrijvers folders klaar met daarin de plattegrond van de stad en daarop aangegeven de plaatsen waar de betreffende auteur zijn tijd doorbracht. Het zal niemand verbazen dat er veel café’s bij staan.
James Joyce
James Joyce woonde tien jaar in Triëste, onder andere in het gebouw waarin nu mijn hotel zit. ’s Ochtends stak hij de straat over en liep hij naar bar en pasticceria Pirona. Ik doe dat op een ochtend ook en zie: het bestaat nog steeds. Twee vriendelijke vrouwen staan achter de bar. Ze zeggen dat Joyce hier kwam in de periode dat zijn vrouw Nora in Ierland verbleef. Hij zou haar hier geschreven hebben.
Joyce gaf Engelse les aan het Berlitz Instituut, waar hij ook Italo Svevo (echte naam Ettore Schmitz) leerde kennen. Svevo moest Engels leren om de Britse vestiging van de verffabriek van zijn schoonfamilie te kunnen leiden. Joyce en Svevo raakten bevriend.
Italio Svevo
’s Middags ga ik naar het Museo Svevo. Een medewerker die merkt dat ik echt geïnteresseerd ben, blijft bijna een uur lang in mijn kielzog lopen om nu eindelijk eens alle bijzonderheden die hij over Svevo weet, te kunnen ventileren. Alles wat ik hier vertel, heb ik dus van hem.
James Joyce had grote invloed op Svevo. Hij maakte de schrijver in hem wakker. Tot dusver stak Svevo veel energie in het familiebedrijf. In eigen beheer gaf hij twee boeken uit: ‘Una Vita’ (Ned:’Een Leven’) en ‘Seniltà’ (Ned: ‘Een man wordt ouder’), die weinig succes hadden. Maar Joyce herkende zijn talent en gaf hem zelfvertrouwen. Met ‘La Coscienza di Zeno’ (Ned.: ‘Bekentenissen van Zeno’) brak Svevo door.
Freud
Voor het eerst kwam hier de psychoanalyse van Sigmund Freud aan de orde, iets wat in die dagen volkomen nieuw was. Een zwager van Svevo ging drie keer per week naar Freud toe om van zijn homoseksualiteit af te komen. Volgens de medewerker van het Svevo Museum vroeg Freud een vermogen voor een sessie bij hem op de divan. Uiteindelijk was Freuds conclusie dat Svevo’s zwager met zijn geaardheid moest leren leven….Zelf ging Svevo ook in analyse, zoals ook blijkt uit zijn werk.
Canal Grande
’s Middags loop ik naar het Canal Grande en de Piazza Ponterosso. Dit deel van de stad heet Borgo Teresiano of de Citta Nuovà. Tot de 17e eeuw lag Triëste nog binnen de ommuurde oude stad rondom de San Giusto heuvel. De handel breidde zich echter steeds verder uit en besloten werd een nieuwe wijk te bouwen. Met de mogelijkheid voor schepen om daar aan te meren en lading te lossen.
Ook nu is dit deel van de stad nog steeds het commerciële centrum. De beurs is vlakbij en er is markt, het is één van de levendigste delen van het centrum. Het Canal Grande loopt de stad in tot de kerk van Sant’ Antonio. Kleine bootjes liggen in het water, op de kaden zijn terrassen.
Umberto Saba
In deze buurt had de Triëstiner schrijver Umberto Saba een antiquariaat. De winkel bestaat nog steeds, de zoon van zijn compagnon zit erin. Het ziet er lekker oud en stoffig uit. Helaas gaat de eigenaar nogal nonchalant met de openingstijden om en ik heb pech, want vandaag blijft de winkel de hele middag dicht.
Ik strijk neer in een volkscafé tegenover het antiquariaat. Ik ga met een prosecco buiten zitten. Naast me zit een kring bejaarden rondom een tafel. Ze hebben allemaal een glas wijn. Verhit zijn ze met elkaar in discussie. Het gaat, zoals zo vaak, over de economie en hoeveel alles kost. Bejaarden moeten hier vaak van 500 euro in de maand rondkomen.
Literair café
Iets buiten het centrum ligt het vermaarde literaire café San Marco, geopend in 1914. Het werd al snel een politiek café waarin aanhangers van het irridentisme zich verzamelden. Die wilden alle gebieden met Italiaans sprekende bevolkingsgroepen. zoals Zuid-Tirol, Dalmatië en Istrië, bij Italië inlijven. Later bleef het een ontmoetingsplek van politici en intellectuelen. Het is er groot en ruim met comfortabele banken. Als je binnenkomt, is er links meteen een zijvleugel waarin een boekhandel is gevestigd. Als ik langs de boeken wandel hoor ik iemand een lezing houden. Aan het eind van de boekwinkel verbreedt de ruimte zich tot een zaaltje. Het zit bomvol. De lezing gaat over de Eerste Wereldoorlog. Zelf ga ik in het café op zo’n lekkere bank zitten. Tegen de muur en op tafeltjes hangen en liggen kranten en tijdschriften waarvan ik er één meepik. Aan de tafeltjes zit oud en jong. Groepjes studenten en bedaagde heren. Er hangt een relaxte sfeer en de bediening is vriendelijk.
Synagoge
Dichtbij café San Marco aan de Piazza Giotti ligt de synagoge van de stad. Het is een indrukwekkend gebouw, vooral de koepel en de toren springen in het oog. Architect Berlam heeft zich laten inspireren door synagogen zoals je die vindt in Syrië. Helaas mag ik er niet naar binnen. Het gebedshuis is alleen ‘s zondags voor toeristen geopend.
De joodse gemeenschap in Triëste is, zoals op zoveel andere plekken, na de Tweede Wereldoorlog gedecimeerd. De stad kende in de middeleeuwen al een joods volksdeel. De Habsburgse vorsten gaven de joodse bevolking alle vrijheid. Onder hun bestuur werd het ghetto opgeheven, ze hoefden geen speciaal teken meer te dragen en ze mochten alle beroepen uitoefenen die ze wilden.
De gemeenschap heeft vele bekende schrijvers en kunstenaars voortgebracht. Italo Svevo en Umberto Saba zijn er slechts twee uit een hele reeks. Tegenwoordig wonen er nog maar 700 joden in Triëste.
Zuipschuiten
De laatste middag ga ik naar de Piazza Ponterosso.
Er speelt een band, er staan banken en in witte partytenten wordt bier verkocht. Met een groot glas witbier ga ik op een bank voor het podium zitten. Om me heen veel jongeren. Ze klitten bij elkaar in diverse extreme uitdossingen. Punk en gotic zijn hier nog helemaal in.
De sfeer is vrolijk. Op het podium zingt een meisje niet onverdienstelijk een nummer van Katie Melua. Als ik er na een tijdje genoeg van heb, schiet ik een bruine kroeg binnen. Het zou zomaar een Amsterdamse café kunnen zijn rond het borreluur met veel kantoormensen die even een afzakkertje komen halen. Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat Triëstini flinke zuipschuiten zijn. De café-cultuur is hier echt heel anders dan in de rest van Italië, ik herken een Noord- en Midden Europees drinkpatroon!
Miramare
De dagen in Triëste zijn omgevlogen. Ik heb het gevoel dat ik nog lang niet alles goed heb bekeken. Bijvoorbeeld aan kasteel Miramare, waar ik op de terugweg weer langskom, ben ik niet toegekomen. Het ligt in een schitterend park dat Maximiliaan van Oostenrijk, de broer van keizer Frans Jozef , in de 19e eeuw liet aanleggen. Er staan 2000 verschillende soorten planten en bomen in.
Het kasteel is vooral mooi omdat het uit het spierwitte gesteente van Istrië is opgetrokken. Verder doet het kitscherig aan. Dat komt omdat architect Carl Junker allerlei stijlen uit het verleden door elkaar heeft gebruikt.
De volgende keer ga ik er zeker naar binnen!
Triëste