S A R N I C O
Zomer 2013
Sarnico is voor mij het stadje van de zwanen. Het ligt aan de uiterste zuidpunt van het meer van Iseo, daar waar het meer zich vernauwt tot de rivier de Oglio.
De Oglio stroomt hier het land in, precies tussen twee gemeentes door: Sarnico en Paratico. Een brug over de Oglio verbindt hen.
Zwanen
Steevast bevolken de zwanen de monding van de Oglio.
Ook vandaag, als ik van de veerboot afkom, loop ik eerst naar de kade langs de Oglio. En ik word niet teleurgesteld.
Statig zwemmen de zwanen op de rivier. Niet een paar, het zijn er wel dertig. Het geeft Sarnico iets deftigs, vind ik.
Het is een warme dag. Langs de Oglio zitten mensen op bankjes te genieten van een zachte bries. Een opa en zijn kleinzoon voeren de zwanen.
Toeristenbureau
Ik loop de Via Lantieri in, de hoofdstraat van Sarnico. Kijken of het bureau voor toerisme open is. De werkster is er aan het stofzuigen en houdt me tegen. “Het kantoor is op maandagmorgen dicht”. Als ik wat tegenpruttel, wijst ze me een man aan op een terrasje aan de overkant.
“Dat is de directeur. Misschien kan die u helpen.”
De directeur zit met een krant en een kop koffie voor zijn neus. Als ik me voorstel en vertel waarvoor ik kom, blijkt hij de beroerdste niet. Hij staat meteen op en neemt me
mee naar zijn kantoor. Beladen met informatie over Sarnico vervolg ik even later m’n tocht door het centrum.
Paalwoningen
De geschiedenis van Sarnico gaat terug tot de prehistorie. Bij een drainage op de bodem van het meer werden een aantal jaren geleden de resten van een dorp van paalwoningen gevonden. Begin vorige eeuw vond men ook resten uit de Romeinse tijd, maar dat zal niemand verbazen.
De eerste officiele documenten van Sarnico als stad dateren van 862 na Christus.
Middeleeuws
Het oude centrum heeft een middeleeuwse structuur, het is gebouwd in een halve cirkel, met de rug naar de bergen toe. Ook de hoofdstraat heeft die vorm. Het is een gezellige straat vol kleine winkeltjes. Het is mooi om te zien hoe de middeleeuwse bouwstijl hier nog helemaal in tact is.
De nauwe stegen, loggia’s, doorgangen onder kleine poorten door, binnenplaatsen, soms met een waterput, arcades en oude huizen met kleine raampjes. Midden in de Via Lantieri is ook nog een dorpspomp die voornamelijk een decoratieve functie heeft.
Barokkerk
Helemaal boven kom je op de Piazza SS. Redentore met op het hoogste punt de kerk van San Martino van Tours. Met
haar witte barok facade die ook nog met een serie beelden is opgetuigd, eist ze alle aandacht op. Ook binnen is het een echte barokkerk met onder mee een altaarstuk van wit marmer van Andrea Fantoni, en van deze zelfde kunstnaar een verguld houten beeld van de ‘Madonna con Bambino’.
Zelf vind ik het San Paolo kerkje aan de via San Paolo mooier. Je kunt er niet zomaar in, je moet de sleutel van de kerk bij de buren gaan halen. Als ik het plein kom oplopen staat er een donkere jongen voor de kerk die een rolstoel met een oude mevrouw erin voortduwt. De mevrouw wil de kerk bezoeken.
Badante
De jongen, ik schat in een Zuid-Amerikaan, is blijkbaar de badante van de mevrouw, letterlijk haar oppasser, maar ik zou hier eerder van een verzorger spreken. Families in Italië nemen met z’n allen een badante in dienst om voor hun oude vader of moeder te zorgen. Meestal zijn dit Oosteuropese vrouwen, maar in dit geval blijkbaar een Zuidamerikaanse jongen.
Het grappige is dat bij het huis waar we de sleutel moeten ophalen, ook een badante opendoet. Een Russische jonge vrouw. De twee badante 's kennen elkaar. Na wat geklets en geginnegap gaat het meisje de kerk voor ons openmaken.
Fresco’s
Het is een heel klein kerkje zonder veel opsmuk, gebouwd in de 15e eeuw. Ik wandel er even door en bewonder de mooie fresco’s, waaronder de ‘Madonna addolorata e
santi’. Onderwijl maakt de oude dame ons luidkeels deelgenoot van de herinneringen die ze aan dit kerkje heeft. Na een kwartiertje loop ik naar buiten.
Op dit zelfde pleintje staat ook de Torre dell’ Orologio. Hij ziet er een beetje vreemd uit, maar dat komt omdat de toren in 1850 op het onderste deel van het oude kasteel dat hier ooit stond, is gezet.
Terras met uitzicht
Ik loop weer terug naar de boulevard. Aan de overkant van de Oglio ligt een restaurant met een verhoogd terras aan het water vanwaar je een mooi uitzicht hebt op Sarnico. Daar ga ik maar eens wat eten, besluit ik.
In Italië moet je altijd de tijd een beetje in de gaten houden. Sluitingstijden zijn onverbiddelijk. Na twaalven, zeg half één, sluiten de winkels, gaan musea en kerken dicht, want dan gaat men eten. Ze gaan pas na vieren weer open.
Openings- en sluitingstijden
Wil ik zelf iets meer eten dan een broodje, dan moet ik het nu doen, want na twee uur/half drie kan ik niet meer in een trattoria of restaurant aankomen. Dan kun je alleen nog terecht in bars die broodjes hebben die over zijn van de ochtend.
Na zevenen gaan de eetgelegenheden weer open.
In de grote toeristische centra is het iets aan het veranderen, blijven sommige musea open, maar restaurants houden zich strikt aan de openingstijden.
Ik kom ruimschoots bijtijds bij het restaurant aan en zak neer achter een tafeltje aan de Oglio. Ik eet een caprese en voer de musjes die op m’n tafel komen zitten. De zwanen komen hier niet naar de kant, maar zwemmen nuffig door.
Liberty-villa’s
In Sarnico staan ook een aantal echte Liberty-villa’s. Het zijn de enige villa’s hier aan het Iseomeer, die in de Liberty- of Jugenstil- of Art Nouveau stijl uit de jaren 1880-1920 zijn gebouwd. Het zijn de belangrijkste voorbeelden van deze kunststroming in Lombardije.
Na de lunch begin ik een pad langs het meer af te lopen in de richting van het plaatsje Predore waar een paar van die villa’s moeten liggen. Het is erg warm. Er is nergens een mens te zien, ook niet in het lido, het openbare zwembad.
Zodra ik het eerste huis in het vizier krijg, besluit ik het daar maar bij te laten. Een foto en dan rechtsomkeert richting het koele gras en de schaduwrijke bomen pal voor een aantrekkelijke ijscotent. Verder kom ik vandaag niet meer.
Sarnico