M I L A A N 5
Winter 2013
“Mevrouw heeft u de Sant’Ambrogio nog niet bezocht?” De receptionist van het hotel kijkt me ontsteld aan. “Maar mevrouw, die kerk is veel ouder dan de Dom en ook veel interessanter. Het is een kerk met 2000 jaar geschiedenis!”
Ik duik snel in mijn ‘rode boekje’ oftewel de gids van de Touring Club Italiano en begin over de Sant’Ambrogio te lezen. Ambrosius is de patroonheilige van de stad, in de vierde eeuw was hij bisschop van Milaan. Hij heeft een geweldig mooie kerk laten bouwen, die door de bevolking al snel naar hem werd vernoemd. Ik ga op weg.
Gouverneur
Ambrosius is in 339 geboren in Trier, waar zijn vader Romeins prefect is. Hij stamt uit een vooraanstaande familie. Als zijn vader wordt vermoord, vlucht zijn moeder met haar drie kinderen terug naar Rome. Daar bezoekt Ambrosius de beste scholen. Na zijn studie komt hij in overheidsdienst.
Keizer Valentinianus II benoemt hem op zeker moment tot gouverneur van de noordelijke Italiaanse provincies en stuurt hem naar Milaan. Daar is net de bisschop overleden en maakt de bevolking ruzie over wie hem moet opvolgen.
In een poging de gemoederen te kalmeren, spreekt Ambrosius de bevolking toe. Het verhaal gaat, dat een kind in de menigte opeens roept: “Maar hij moet onze nieuwe bisschop worden” een roep die weldra door de menigte wordt overgenomen.
Teken Gods
Ambrosius is helemaal beduusd, pakt zijn paard en ontvlucht Milaan. Hij is dan wel christelijk, maar hij is niet eens gedoopt… Hij draaft en draaft de hele nacht door en bij het ochtendgloren staat hij….voor de muren van Milaan. Blijkbaar had hij een rondje gereden. Hij beschouwt dit als een teken Gods en aanvaardt het ambt.
Hij moet in acht dagen tijd door alle christelijke rituelen heen waar een gedoopt mens zijn hele jeugd over mag doen, maar dan wordt hij tot bisschop gewijd.
Voor zijn wijding geeft hij al zijn goud en zilver weg aan de armen en ook doet hij afstand van zijn landerijen. Zonder bezit voelt hij zich beter in staat Christus te volgen, die volgens hem “als rijke zich arm heeft gemaakt voor ons, opdat hij rijk kon worden in zijn armoede.”
Verdwaald
Op weg naar zijn kerk raak ik, net als Ambrosius, van de juiste weg af. Ik spreek een lange rijzige man aan en vraag hem hoe ik moet lopen. Het is een aardige vent en hij gaat meteen in de weer met zijn smartphone om een plattegrond op te zoeken.
Maar hoe hij ook wrijft en tikt op zijn telefoontje, hij kan de goede route ook niet vinden. “En op een gewone kaart?’ vraag ik hem mijn morsige papieren plattegrond voorhoudend. Beleefd kijkt hij daar ook even op, maar dan zegt hij:”Het is niet ver weg, ik loop wel even met u mee.”
En daar wandel ik met deze aardige man door een labyrint van oude straatjes. Hij woont iets buiten Milaan, vertelt hij en werkt in de stad. Ik vraag of het hem hier bevalt. “Prima” zegt hij. “Alles is hier goed georganiseerd. Het openbaar vervoer bijvoorbeeld functioneert goed, in Rome is dat een ramp.” Als we vlakbij zijn, gaat hij weer zijns weegs, we geven elkaar een hand en ik bedank hem hartelijk. Hij heeft iets weg van een oom van me.
Ambrosius kerk
Even later sta ik voor de Sint Ambrosius kerk. Een imponerend gebouw, Romaans met een voorhof met aan weerszijden een zuilengalerij.
Binnen in de kerk is een souvenirwinkeltje met een aardige oude man achter de kassa. Nadat ik hem een paar vragen heb gesteld, komt hij helemaal los. Hij vindt het blijkbaar heerlijk om bijzonderheden over de kerk te vertellen aan iemand die, zoals ik , geïnteresseerd is.
Martelaren
Hij vertelt dat toen Ambrosius naar Milaan kwam, deze plek, waar de kerk nu staat, een begraafplaats was van martelaren, die vanwege hun christelijke geloof om het leven waren gebracht. Veel graven waren opgesierd met kapelletjes en grafmonumenten.
Ook de tweelingbroers Gervasius en Protassius moesten hier ergens begraven liggen. De twee zouden onder helse omstandigheden ter dood zijn gebracht en Ambrosius
wilde hen speciaal eren. Hij vond hun lichamen en besloot een kerk, speciaal gewijd aan hen, voor ze te bouwen.
De kerk verrijst vlak naast de San Vittore kapel. Het is een bouwwerk in vroegchristelijke stijl, met drie schepen steunend op pilaren met bogen ertussen en een absis. Voor zichzelf laat hij onder het altaar een grafnis maken waar hij, volgens zijn eigen wens, op 5 april 397 links van de twee martelaren begraven wordt.
Reconstructie
Vierhonderd jaar later gaat de hele kerk op de schop. In de komende eeuwen ondergaat de basiliek een drastische reconstructie. Aan weerszijden van de kerk komen twee torens, voor de ingang wordt een hof aangelegd met een dubbele zuilengalerij. De beste kunstenaars worden aan het werk gezet om het bouwwerk te verfraaien.
Ook de lichamen van Ambrosius, Gervasius en Protassius blijven niet ongemoeid. Aartsbisschop Angilberto II (9e eeuw) laat de lichamen opgraven en bergt ze op in een schitterende kist van kostbaar purpersteen. Ook laat hij, ter ere van hen, een prachtig gouden altaar maken door de kunstenaar Volvinio.
Skeletten
Maar nòg wordt de lichamen geen rust gegund. Duizend jaar later, in 1897, als Ambrosius 1500 jaar dood is, wil de stad dit jubileum vieren met nieuwe restauraties aan de kerk maar ook de stoffelijke overschotten worden weer uit de kist gehaald.
De skeletten zijn nog vrijwel in tact. Ambrosius is herkenbaar omdat hij de enige is, die niet is onthoofd. De drie lichamen worden aangekleed en wel neergelegd in de crypte onder het altaar, waar ze nu nog liggen. Een prettig gezicht vind ik het niet, eerlijk gezegd.
Als ik voor de crypte sta, komt er een klas schoolkinderen aanlopen. De kinderen vinden het maar wat spannend, drie skeletten op een rijtje. Als ik de schooljuffrouw langs neus en lippen vraag, hoe het dan zit met de reliquien van Protassius en Gervasius in de Dom, schrikt ze.
“O mevrouw, alstublieft, breng me niet in de problemen. Ik heb die kinderen net verteld dat Gervasius en Protassius hier naast Ambrosius liggen en nu komt u met het verhaal dat ze ook in de Dom liggen.” Ik vertel dat onder in de Dom ook een kapel is waarin overblijfselen van deze twee heiligen worden vereerd. Dat zal dan misschien een tand of een enkel botje zijn, troost ik haar.
Reliquienhandel
Maar ik moet onwillekeurig denken aan de handel in reliquien die in de Middeleeuwen woedde. Iedere kerk wilde een stukje van het lichaam van een heilige hebben, omdat dat een kerk status gaf en gelovigen aantrok. Met de lichamen van Gervasius en Protassius is zo gesold, dat ik betwijfel of hun skeletten hier in die nis nog wel helemaal compleet zijn. Want, wat ligt er anders in de Dom?
Fresco’s
Afgezien van dit griezelkabinet, is de kerk een juweel. De Romaanse vormgeving, het prachtige mozaïek boven de absis, het beeldhouwwerk. Onder kardinaal Asciano Sforza, eind 1400, bereikt de kerk haar maximale schoonheid. Hij laat tal van restauraties uitvoeren en nieuwe decoraties aanbrengen.
Zo zet hij ook diverse kunstenaars aan het werk in de zij-kapellen van de Sant’Ambrogio. Destijds beroemde kunstenaars als Lanino en Bergognone brengen er prachtige fresco’s aan. Ook de nabijgelegen kapel van San Vittore in ciel d’Oro en de nieuwe sacristie van het belendende klooster worden onder handen genomen. De schilder Tiepolo maakt fresco’s in de sacristie.
Bramante
In dezelfde tijd begint de grote kunstenaar Bramante aan de herbouw van een zuilengalerij aan de noordzijde van de basiliek. Omdat hij tergend langzaam werkt en de heersers van de stad, de Sforza’s, ten val komen, komt de galerij pas in de 17e eeuw af.
Bisschop Ambrosius is één van de meest invloedrijke geestelijken van zijn tijd. Hij behoort tot één van de vier kerkvaders en heeft bijvoorbeeld grote invloed op Augustinus die zich in Milaan door hem laat dopen.
Ook laat hij nog vijf andere kerken in Milaan bouwen.
Taxichauffeur
Met pijnlijke voeten keer ik aan het eind van de middag terug in het centrum. Ik twijfel of ik helemaal naar mijn hotel zal teruglopen. Als ik een taxi zie, steek ik m’n hand op. De taxi stopt. Er zit een oude man in. Trots verteld ie me binnen vijf minuten dat hij al 78 is en nog steeds werkt.
Hij vindt het heerlijk, zegt hij. “Al mijn vrienden die gelijk met mij met pensioen zijn gegaan, zijn ziek of dood.” Hij is er niet minder opgewekt onder. “En u?” zegt hij, “u bent toch ook niet meer één van de jongsten?” Nou ja, wat een botterik, denk ik bij mezelf.
Hij verzacht zijn opmerking met: “Ik bedoel, u bent niet echt meer een schoolmeisje. Werkt u nog?” De lol is er voor mij wel een beetje af. Ik voel me opeens ontzettend middelbaar. Voor mijn hotel zet hij me af. “Dank u wel ” zeg ik terwijl ik hem zijn geld geef. “Ach ik vind niets heerlijkers dan mooie jonge dames vervoeren” zegt hij flemerig. Maar daar trap ik nu niet meer in….
Milaan