M I L A A N 6
Winter 2013
Ik kijk uit het raam van mijn hotelkamer. Natte sneeuw dwarrelt neer. De lucht is grijs, de straten glimmen. Het zal een uitdaging worden iets van deze dag te maken. Ik ben blij dat ik in een comfortabel hotel zit, waar het warm is en waar ik eerst rustig kan ontbijten. “Wilt u een krant mevrouw?” vraagt de ober. Nou graag, ik neem de tijd.
Maar een half uur later loop ik toch op de Corso Venezia.
Het begint te regenen en ik glip een drogist binnen. Daar koop ik een paraplu. Nu kan ik rustig naar het centrum lopen. Ondanks het hondenweer, is het al druk op straat. Het is zaterdag, de mensen gaan er toch op uit.
San Babila
De Corso Venezia komt uit op de Piazza San Babila met de gelijknamige kerk. Ooit was dit de derde belangrijkste kerk van Milaan, na de Dom en de Sant’Ambrogio. De kerk met haar Neoromaanse facade valt erg op aan dit drukke plein vol grote moderne gebouwen.
Aan de ligging is af te zien dat de kerk ternauwernood is ontsnapt aan de bulldozers, die ruimte hebben gemaakt voor het verkeersplein dat hier nu ligt. En dan te bedenken dat ooit op deze plek een tempel stond, waarin de god van de zon werd aanbeden. Maar dat is wel lang geleden.
Neoromaans
De San Babila is gebouwd in de elfde eeuw. Maar sindsdien is er heel wat aan het gebedshuis verbouwd. In 1575 stortte de toren opeens in en het zou tot de 19e eeuw duren voordat er een nieuwe kwam. Eind 1900 voert architect Cesa Bianchi een verbouwing uit die de kerk haar huidige uiterlijk geeft. Hij probeert zoveel mogelijk de architectuur van de oorspronkelijke kerk na te volgen, vandaar de Neoromaanse facade.
Binnen is van het oorspronkelijke interieur bijna niets meer over, alleen de kapitelen (kopstuk bovenaan een pilaar) komen nog uit de middeleeuwse kerk. De kerk heeft mooie booggewelven en in de absis is een prachtig mozaïek aangebracht.
Onafhankelijkheidsstrijd
De geestelijken die verbonden waren aan de San Babila, hebben in de Italiaanse onafhankelijkheidsstrijd een heldhaftige rol gespeeld. De beroemde Vijf Dagen Van Milaan in 1848 (toen de Milanezen de Habsburgse bezetters de stad uit joegen) zouden hier begonnen zijn, onder aanvoering van een groepje strijdbare kanunniken.
Op de barricade bij de San Babila werd hevig gevochten en het was ook hier, op de nabij gelegen Porta Venezia, dat voor het eerst de Italiaanse driekleur werd gehesen.
Blowen
Ik steek over en schiet gauw onder de arcades die naar het Domplein leiden. Onder de galerij staan straatmuzikanten te spelen. Ik sta een poosje te praten met een paar jonge jongens in een kraampje. Ze halen geld op voor een
afkickcentrum. Eén van hen vertelt dat hij nog maar vier jaar ‘clean’ is. Ze laten een foto zien van een prachtig landgoed. Daar wil de gemeente een kliniek in vestigen, vertelt de jongen, maar daar moet eerst wel geld voor ingezameld worden. Zodra ze horen dat ik uit Nederland kom, is het “lekker blowen daar”, ja, maar nu niet meer hoor, verzekeren ze mij, ze zijn er helemaal klaar mee.
Via Torino
Ik loop het Domplein over en sla af naar de Via Torino. Dat is een lange winkelstraat die leidt naar de Porta Ticinese in het zuidwestelijke deel van de stad. Ondanks het slechte weer is het loeidruk. Aan deze straat liggen de meer betaalbare winkels van Milaan.
Hoewel het een echte winkelstraat is, kom je in de Via Torino ook veel gebouwen of restanten van gebouwen tegen, die getuigen van de lange geschiedenis van Milaan. Eeuwenoude kerken duiken met enige regelmaat tussen de winkels op. En als ik later naar links afbuig de Corso di Porta Ticinese in, zie ik een reeks Romeinse pilaren dwars op de straat staan, ze zijn geposteerd voor de San Lorenzo kerk. Blijkbaar zijn zij blijven staan, terwijl de tempel waarvoor ze ooit de ingang vormden, al eeuwen is verdwenen. Iets verderop komt de Porta Ticinese binnen mijn blikveld, een overblijfsel uit de middeleeuwen.
San Satiro
Bijna verscholen tussen de winkels, staat één van de interessantse kerken van de stad. Het is de Santa Maria presso San Satiro, in de volksmond kortweg de San Satiro.
Het kerkje heeft zowel een kleurrijke geschiedenis, als een spraakmakende architectuur. Eerst haar geschiedenis.
Daarvoor moeten we terug naar de 15e eeuw. In die tijd was de omgeving van de Via Torino een wirwar van straatjes en stegen met winkeltjes en werkplaatsen. Vaak was er op de hoeken een Maria-altaartje ingericht of hing er een kruisbeeld of was er gewoon een afbeelding van Maria op de muur geschilderd. Bisschop Anspertus had hier in 879 een kapel laten bouwen die gewijd was aan de heilige Satyrus, de broer van bisschop Ambrosius. Op de muur van deze kapel was een afbeelding van Maria aangebracht. Op een dag stak een vandaal een dolk in de schildering. En wat gebeurde er? Deze begon te bloeden, aldus de bronnen. Kort daarna liet hertog Galeazzo Maria Sforza op de plaats van de kapel een kerk bouwen, om de bijzondere afbeelding van Maria in onder te brengen.
Perspectief van Bramante
Eén van de kunstenaars die bij de bouw was betrokken was de grote architect en schilder Bramante. Hij heeft de kerk beroemd gemaakt met een spectaculair perspectief, het prospettivo di Bramante. Als je de kerk binnenkomt lijkt de absis, de ruimte achter het altaar, meters diep. Maar in werkelijkheid beslaat die ruimte maar 97 cm. Bramante weet een zodanig perspectief te creëren, dat er een illusie van ruimte ontstaat. Waarschijnlijk is hij op dit idee gekomen omdat er in deze dichtbebouwde buurt eigenlijk geen plaats was voor een kerk. Het is echt een hallucinerend gezicht, ik doe niets anders dan op en neer lopen, van achter naar voren en weer terug.
Ook de oorspronkelijke oude kapel van San Satiro is opgeknapt en heeft een terracotta beeldengroep binnen haar muren gekregen, gemaakt door Augostino di Fondulis uit Crema. Het is een groep treurende vrouwen rond het gestorven lichaam van Christus. Ontroerend mooi. De beroemde ikoon van Maria hangt nu boven het altaar.
Limoncello
Op mijn gemak loop ik aan het eind van de middag de stad weer door, terug naar mijn hotel. Het is bijna donker, maar het licht van etalages en lantaarns geeft de natte straten een warme glans. De overdekte terrassen op de Piazza Cordusio zitten vol winkelend publiek, de vlammen van vuurkorven flikkeren door de ruiten. Midden op de piazza staat een man te prediken, een haag van mensen luistert geboeid naar zijn heftige betoog.
Eenmaal op mijn hotelkamer besluit ik weer in de kleine trattoria aan de overkant te gaan eten, lekker dichtbij.
Ik word daar inmiddels als een vaste klant behandeld. Ik heb er een vaste tafel, krijg mijn favoriete wijn, drie obers staan rond m’n tafel. Ik eet terwijl ik de gasten om me heen observeer. Als ik weg wil gaan en m’n jas dicht sta te knopen, komt één van de obers naar me toe. “Mevrouw, als ik u een limoncello aanbied, blijft u dan nog even?” Ik kijk verbaasd in de ogen van een vriendelijke maar ook een beetje ondeugende leeftijdgenoot. Ik ben met een natte vinger te lijmen, dus ik antwoord: “Nou graag.”
Terwijl ik nog even doorklets met de mensen aan het tafeltje naast mij, komt de betreffende ober me steeds bijschenken. Ik gooi de limoncello op een gegeven moment
maar in het vaasje dat op de tafel staat. Rond tienen wil ik toch echt weg, lekker naar m’n boek op m’n hotelkamer. Terwijl ik naar de uitgang loop, komt de ober me achterna. “Zie ik je nog een keer?” Hij kijkt nu ronduit ondeugend.
“Ja natuurlijk” zeg ik. “Morgenavond”, wetend dat ik dan al lang en breed terug zal zijn in Amsterdam. “Ik kom morgenavond weer eten” zeg ik schijnheilig, denkend aan de raad die een tante mij ooit gaf, in het geval van opdringerige mannen: “Belooft ze maar wat...”
Milaan