Naar Italië.
Kun je je iets heerlijkers voorstellen? Nee, natuurlijk. Maar waarom gaan zoveel mensen altijd naar dezelfde plaatsen? Natuurlijk is Toscane prachtig en is Rome adembenemend. Maar Italië heeft nog zoveel meer te bieden. Daar wil ik u, met deze website, graag op wijzen. Op de minder bekende plekken in Italië, waar je als Italië-liefhebber beslist geweest moet zijn. En wie ben ik?
Ik ben Ineke Spoorenberg, afgestudeerd in Italiaans en jarenlang redacteur bij het NOS-journaal (specialisatie Italië).
Ik toer mijn hele leven al in een oud autootje rond in Italië en heb op mijn reizen veel van het land gezien. Een paar jaar geleden heb ik de afstand Bussum-Rome zelfs te voet afgelegd. Dan krijg je Italië weer van een heel andere kant te zien. Ik zou zeggen: houd deze website in de gaten, raadpleeg hem als u binnenkort naar het zuiden afzakt. MISSCHIEN BRENG IK U OP EEN IDEE.
Iedere maandag een nieuw verhaal!



R O C C A M O R I C E
Zomer 2013
Het wordt een barre dag. Urenlang rondgereden, gelopen, geklauterd, op zoek naar kluizenaarscellen.
De kluizenaars van de Abruzzen hebben een hele eigen geschiedenis.
Honderden hermitages, soms in grotten, kapellen en kerkjes getuigen daarvan. Ze liggen afgezonderd in de ruige natuur en ik zal er later op de dag nog achterkomen dat je soms heel erg veel moeite voor moet doen om er te komen.


Kluizenaarsberg
In het midden van de Abruzzen rijst hoog de Majella op, ook wel de ‘kluizenaarsberg’ genoemd omdat de berg door de eeuwen heen zoveel kluizenaars aantrok. De verlatenheid van het landschap en de overweldigende natuur met zijn rotsformaties maakte het gebergte blijkbaar voor veel geestelijken aantrekkelijk. Ze trokken zich er terug en gingen er een spiritueel leven leiden.
Toen ik in februari 2013 hoorde dat paus Benedictus XVI aftrad, moest ik aan de beroemdste kluizenaar van de Abruzzen denken: Pietro da Morrone, de latere paus Celestinus de Vijfde. Hij was vòòr Benedictus de enige paus in de geschiedenis die zelf zijn ambt neerlegde, wel een tijdje geleden, in 1294.
Toen ik hoorde dat zijn kluizenaarscel nog steeds bestaat en zelfs bezocht kan worden, wilde ik er beslist heen. Nu ik in de Abruzzen ben, is het moment dus daar.
“U wilt de kluis van Celestinus de Vijfde bezoeken?” zegt de hoteleigenaar ongelovig. “Maar die ligt ergens verscholen in de rotsen, daarvoor moet u een zeker een half uur de berg afklauteren en dat met deze hitte!”
Een mevrouw in een boekhandel helpt me beter op weg met een boekje waar alle belangrijke hermitages uit de Abruzzen in staan, waar je ze kunt vinden en met hun geschiedenis. De kluis waar Pietro Da Morrone het meest verbleef, heet San Bartolomeo in Legio. Ik ga op weg.


Wereldvreemd
Pietro da Morrone was van 5 juli tot 13 december 1294 paus, volstrekt tegen zijn zin. De wereldvreemde heremiet moet zich rot geschrokken zijn toen er opeens een delegatie uit Rome naar zijn kluis afdaalde en hem meedeelde dat hij tot paus verkozen was.
Nadat de kardinalen twee jaar tevergeefs hadden onderhandeld over een nieuwe paus, hadden ze besloten om dan maar de volstrekt a-politieke Pietro da Morrone tot paus te maken. Hij was bovendien al op leeftijd, dan zagen ze daarna wel weer verder.
Maar die arme Pietro was doodongelukkig in Rome, op 13 december, na ruim vijf maanden gaf hij er de brui aan. Hij werd opgesloten in een gevangenis in Campanië en overleed binnen een jaar. Hij ligt begraven in L’Aquila.


Roccamorice
Om in de kluis van Pietro da Morrone te komen, moet ik eerst naar het plaatsje Roccamorice, dat boven op een bergtop ligt. Na een bochtige tocht door het gebergte kom ik er. Eenmaal boven, parkeer ik om even van het uitzicht te genieten. Op een terras hangen wat mensen rond. Er hangt de landerige sfeer van een bloedhete zomermiddag.
Ik rijd verder. Uiteindelijk kom ik op een landweggetje dat uitkomt op een parkeerterrein, daar moet ik de auto achterlaten. Op een houten bordje staat de ‘Eremo di San Bartolomeo in Legio’ aangegeven, de pijl wijst richting de rimboe. Als ik goed kijk, zie ik vaag in het struikgewas een pad liggen, vanaf dit punt is het een half uur lopen naar de kluis, zo staat op het bordje aangegeven.


Bloeddorstig
Ik raap al mijn moed bij elkaar en begin alleen het pad af te lopen, ik ben per slot van rekening ook ooit naar Rome gelopen, zo houd ik mezelf voor, dus dit moet een peulenschil zijn. Het pad loopt gedeeltelijk door een bos, dan door akkers en vervolgens nogal steil naar beneden langs de rotsen.
Na een minuut of tien komt me een paartje tegemoet. “Bent u hier bekend?” roept de man mij al van verre toe. “We durven niet verder want er zit een grote Abruzzese herder midden op het pad.” Ze praten over de hond alsof hij er nogal bloeddorstig uitziet.


Kudde geiten
We draaien om en zien even later een vader met twee zoontjes aan komen lopen. Als ik het probleem aan hem voorleg, zegt de man: “We pakken gewoon een stok en we zien wel.” En hij gaat voorop lopen. Na een tijdje, net als het paartje roept:“Hier was het” komt er een hele kudde geiten het pad oversteken, met een herder erbij en inderdaad ook met drie honden. Ze doen geen vlieg kwaad.
Zonder probleem lopen we verder het pad af. Na een kwartier gaat dat steeds steiler naar beneden, ook wordt de ondergrond steeds rotsiger. Ik moet oppassen dat ik niet uitglijd want ik heb maar gewone moccasins aan. Op het laatst wordt het echt klauteren, in de brandende zon, het zweet gutst van m’n hoofd. Dan moeten we een klein in de rotsen uitgehakt tunneltje door en lopen we recht op de ingang van de kluis af.


Uitgehakt
De kluis van San Bartolomeo in Legio ligt op een hoogte van 600 meter halverwege de helling onder een brede rotsrand. De weg naar de ingang van de kluis en de behuizing zelf zijn min of meer uit deze rotsen gehakt.
Het complex dateert van voor het jaar 1000 en werd in de 13e eeuw op initiatief van Pietro Da Morrone hersteld. Op de facade zie ik een fresco, binnen is een hele simpele kapel met een altaar en daarachter nog een ruimte waar de heremieten aten en sliepen.
In de diepte zie ik een droge rivierbedding. Ik probeer te bedenken waar deze kluizenaars van leefden. Bosvruchten? Vis? Ze zullen wel niet veel gegeten hebben.


Woestijnvaders
Ik lees in mijn kluizenaarsboekje dat de eerste mensen die heremiet werden genoemd, de zogeheten woestijnvaders waren. Dat waren christelijke monniken die zich in de 2e eeuw afzonderden in de woestijn van Egypte. Ze waren het voorbeeld voor de latere kluizenaars.
De terugweg naar de auto moet ik alleen afleggen, de vader met zijn zoontjes blijft in het dal kamperen, het stelletje slaat een andere weg in. Ik klauter in de bloedhitte weer omhoog, volg het pad en kom bij de auto terecht, die van binnen de gevoelstemperatuur heeft van een oven op 210 graden. Ik zet alles open en hobbel terug naar de weg, dan sla ik de richting in van die andere hermitage die ik wil bezoeken, de Santo Spirito a Majella.


Kronkelweg
De naam staat weer op houten bordjes gekerfd die de richting aangeven. Ik kom nu op een hele smalle weg midden in de bossen met links een steile bergwand. Ik rijd zeker 25 minuten over deze ook weer bochtige weg, ondertussen biddend dat ik geen lekke band krijg, want ik kom geen enkele andere auto tegen. Dan opeens ben ik er.
Ik rijd een poort door en zie daar een prachtig wit kerkje dat voor een deel aan de rotsen vastgehecht zit. Van binnen is de ruimte minder primitief dan de kluis van San Bartolomeo, waar ik net vandaan kom. Ook zijn hier enkele mooie fresco’s te bewonderen. Achter het kerkje zit nog een heel kloostercomplex verkleefd aan de bergwand. Ik slenter wat rond bij het klooster en als ik terugloop naar de auto staan er opeens nog twee auto’s.


Historische waarde
Amerikanen. We praten even Engels, Italiaans. De vrouw in het gezelschap blijkt professor Italiaans aan de Harvard Universiteit. We praten nog even over het kerkje dat volgens hen grote historische waarde heeft, ze hebben er veel moeite voor moeten doen het te bezoeken want ze zitten in een hotel hier ver uit de buurt. Dan stap ik maar weer eens in de auto. De terugweg lijkt, zoals altijd, veel korter.
Van Pietro da Morrone is bekend dat hij zich, naast zijn meditaties, ook bezighield met het onderhoud van al deze kapelletjes en kerken. Een andere hermitage waar hij veel tijd doorbracht is Sant’Onofrio al Morrone boven Sulmona. Deze ligt hoog tegen een steile rotswand aan. Er is een hele klim voor nodig om bij het complex te komen. Die laat ik dus maar even zitten, misschien een volgende keer.


Stadsmens
Bekaf keer ik terug naar mijn hotel. De hoteleigenaar hangt rond bij het piepkleine zwembadje. “En hoe is het gegaan?” vraagt hij nieuwsgierig. Ik vertel hem wat ik allemaal heb meegemaakt vandaag en hoeveel moeite ik heb moeten doen om de twee hermitages te bereiken. Hij vindt het een vreemde vakantiebesteding. Maar hij vindt het ook wel stoer, dat ik dat allemaal alleen doe en dan ook nog in zo’n oud vehikel. “Nou heb je wel een bierjte verdiend” grinnikt hij en staat op om het voor me te gaan halen. Even later proosten we op Pietro da Morrone en op de nieuwe paus, die gelukkig een stadsmens is en geen wereldvreemde heremiet.


Image 1Roccamorice