CALABRIE
voorjaar 2015
Ik ben net aangekomen op het vliegveld van Lamezia Terme. Deze keer met vriendin Marianne. In een chaotisch kantoortje halen we de sleutel van onze huurauto op. De ons toegewezen auto is een bakbeest, het duurt even voordat ik doorheb hoe alles werkt, maar dan rijden we in deze veel te grote bolide het Calabrese landschap in.
Wat me tijdens deze eerste rit al meteen opvalt, is dat je je in Calabrië in het ene moment in een paradijs kunt wanen, terwijl je een half uur later door een afschrikwekkende omgeving rijdt. Ik denk nu even aan Gioia Tauro of de lege appartementenkolossen langs sommige boulevards.
Zelf belanden wij die eerste dagen ook in een treurig badplaatsje, Bivona. Ik heb er een verhaal over geschreven, dat ik later achter dit stuk over Calabrië zal publiceren. Maar nu eerst aandacht voor de hoogtepunten van Calabrië, want echt, er is hier ook heel veel moois te zien.
Stilo
Bovenaan mijn wensenlijstje staat de Byzantijnse kruiskoepelkerk in Stilo. Stilo is een stadje met Griekse wortels dat enkele kilometers landinwaarts aan de Ionische Zeekust ligt. Deze zee ligt onder Italië, dus we moeten even de voet doorkruisen van de ene kust naar de andere. Er gaat een autostrada heen, maar die gaan we natuurlijk niet volgen. Ik kies voor een route dwars door het Aspromonte gebergte. Al gauw kronkelen door een bosachtig landschap waar geen einde aan lijkt te komen. Het ziet er saai uit maar het heeft ook wel iets
geheimzinnigs. Of zou dat komen door de verhalen over de slachtoffers van ontvoeringen die hier vroeger werden verborgen?
Binnenland
Midden in de beboste heuvels ligt daar opeens Serra San Bruno. We slaken een zucht van verlichting, even eruit, even koffie drinken en een stukje lopen. Het is een morsig ongepolijst stadje, maar wel met een zekere charme. Het is nog puur, het lijkt nog op het Italië uit de oude films. De huizen een beetje haveloos, vrouwen in schorten kletsend voor hun voordeur, keurige oude mannetjes met een hoed op en een wandelstok in de hand.
Ik parkeer de auto voor een grauwe kerk en we schieten een pasticceria binnen. Na de koffie met zoetigheid lopen we nog wat door het stadje. Midden in het centrum is een barokkerk waar we even naar binnen gaan. Er is een schoolklas binnen, kinderen van een jaar of tien, elf. Ik schrik ontzettend als ik tussen die kinderen een meisje ontwaar met een buik van iemand die een maand of zeven zwanger is. Een kind nog! Het is een onnatuurlijk bizar gezicht, ik weet echt niet wat ik zie….
Byzantijnse monniken
We vervolgen onze weg en komen tenslotte in Stilo aan. Ik ben hondsmisselijk van al die bochten. Na wat water en diep zuchten herstel ik weer en kijk ik om me heen. Het kerkje is ontroerend: het is klein en perfect van vorm. Het heeft vijf koepels en ligt hoog boven het landschap, op een bergrichel. Beneden zie je het plaatsje Stilo en dan verder in de diepte een laagvlakte waar een rivier doorheen
stroomt naar zee. Een zee die, beroerd door zonnestralen, als een veld vol diamanten ligt te schitteren. We gaan het kerkje in. Het is een topstuk van Byzantijnse architectuur. Het heeft maar een oppervlak van zes bij zes meter. De sfeer binnen is apart. Het gebouw zit ingenieus in elkaar met allemaal diverse apsissen. Heel bijzonder, zeker als je bedenkt dat een groepje monniken het in de 10e eeuw zelf heeft gebouwd. Stilo was toen het Byzantijnse centrum van Zuid-Calabrië.
In het plaatsje Stilo rijd ik bijna de auto aan gort door te dicht tegen een hoge stoeprand te parkeren. We hopen er maar het beste van. We komen in een restaurant terecht dat voor een deel in een grot ligt. Het is er nogal donker, maar wel koel. Gelukkig heeft de wc een raam met een overweldigend uitzicht over de laagvlakte.
Gerace
Ons volgende doel is Gerace. Het ligt ietsje landinwaarts hoog boven Locri. Het verhaal gaat dat de inwoners van Locri, dat aan zee ligt, in de 8e eeuw op de vlucht sloegen voor malaria en piraten. Een sperwer zou hen een veilige plek gewezen hebben op een hoog rotsmassief. Daar ligt tot op de dag van vandaag nog steeds het stadje Gerace.
Gerace is nog helemaal middeleeuws, het is één van de mooiste oude centra van Italië. De moderne bouwwoede heeft gelukkig geen enkel vat op het plaatsje gekregen. We slenteren er wat rond. Gerace kende een bloeiperiode toen de Noormannen hier zaten. Zij lieten onder meer de indrukwekkende kathedraal bouwen. Als Marianne en ik de kerk binnen gaan, worden net alle voorbereidingen
getroffen voor een huwelijk. Witte bloemen voor het altaar en witte bloemen sieren de hoek van iedere kerkbank. We gaan een terras opzoeken. Gerace is een stadje vol steegjes en pleintjes. Alles tot in de puntjes verzorgd. We eten een ijsco en genieten van de sfeer. Op het hoogste punt van de stad zien we de ruïne van het oude Noormannenkasteel.
We besluiten nu maar wel via de autostrada terug naar die andere kust te rijden, die van de Tyrreense Zee.
We zitten inmiddels in een hotel in Nicotera Marina. Een oude vissersplaats die zich op een aandoenlijke manier als moderne badplaats probeert te profileren. Gelukkig is de oude vissersplaats nog heel herkenbaar en dat maakt Nicotera leuk. We eten iedere avond bij een vissersfamilie die hun tuin helemaal tot restaurant heeft omgebouwd: Il Gatto Nero. Het is er gezellig en we eten er verse vis. Boven dìt Nicotera is er het oude Nicotera hoog boven zee, ook een schilderachtig plaatsje.
Reggio di Calabria
Het is zondag, een mooie dag om naar Reggio di Calabria te gaan. Ik heb gehoord dat het een prachtige vernieuwde lungomare heeft en dan is zondag natuurlijk de dag bij uitstek waarop er op de boulevard wordt geparadeerd.
Het valt niets tegen. We zien een onafzienbare promenade van wit marmer omzoomd door palmen. Het geeft de stad veel cachet. Er gebeurt van alles. Zo stelt de Fiat 500 club er tientallen oude Fiatjes ten toon, mensen verdringen zich rond het nostalgische autootje, voor menig Italiaan zijn eerste auto! Families lopen met elkaar op, kinderen mogen even in de mallemolen of in één van de andere kermisattracties die er staan. In de binnenstad stuiten op
de indrukwekkende kathedraal, een wit eclectisch gebouw met zowel romaanse als gotische elementen.
Bronzen van Riace
Hoofddoel van ons bezoek aan Reggio zijn de Bronzen van Riace, twee machtige beelden die in het Nationaal Museum van Reggio di Calabria staan. Een sportduiker vond de beelden in augustus 1972 in zee bij het plaatsje Riace in Calabrië. De levensgrote beelden stellen twee Griekse krijgers voor. Waarschijnlijk hebben de Romeinen de beelden uit Griekenland gehaald maar leed het schip waarmee ze vervoerd werden, schipbreuk. We verlustigen ons aan de twee mooie mannen en verlaten het museum als steeds meer bezoekers de ruimte binnenstromen.
Tijd voor een prosecco. We gaan op een terras in het centrum zitten om mensen te kijken. De pantoffelparade voor de zondagmiddaglunch is in volle gang. Heel Reggio trekt voorbij. De hoofdstraten bieden bovendien een geweldig winkelaanbod. Qua mode zijn alle beroemde merken aanwezig. Na nog wat etalages te hebben bekeken, besluiten we te gaan lunchen in Scylla.
Scylla
Scylla ligt hoog op een rots. De pastelkleurige huizen lijken kris kras tegen de rots te zijn opgestapeld. Beneden ligt het strand. De restaurants daar zitten vol Italiaanse families die genieten van de zondagmiddaglunch.
Aan Scylla is de beroemde Griekse mythe verbonden van Scylla en Charbydis. Het verhaal gaat dat zeelieden die door de Straat van Messina moesten varen, volgens deze
mythe twee gevaren moesten trotseren. Aan de Italiaanse kant Scylla, een zeskoppig monster dat zeelieden op at en aan de overkant Charbydis die hele schepen in een draaikolk liet verdwijnen. Die slimme Odysseus wist beide gevaren listig te omzeilen.
Inmiddels hebben Marianne en ik een plaatsje in een restaurant gevonden. We eten verse vis met uitzicht op een spiegelgladde zee. Charbydis houdt zich koest.
Tropea en Capo Vaticano
Tropea en Capo Vaticano trekken jaarlijks duizenden badgasten. De kustlijn met haar witte kliffen verbergt tal van intieme baaien. Het helderblauwe zeewater en de witte stranden zien er zeer uitnodigend uit, een ideale plek voor zon- en zee-aanbidders.
De kaap die naar het Vaticaan is vernoemd, was vroeger een plek waar priesters aan de bewegingen van de zwermen vogels probeerden af te lezen wat de toekomst zou brengen. Ze communiceerden als het ware via die vogels met God, vandaar de verwijzing naar het Vaticaan waar die andere ‘communicator’ met God zitting heeft.
Tropea is een sfeervol stadje. De Britse krant The Times riep het een paar jaar geleden uit tot Europa’s mooiste en beste plek voor een strandvakantie. De strook wit strand, onderbroken door het schiereilandje met het heiligdom de Sante Maria dell’Isola en de steile kliffen waarop het stadje zelf is gebouwd, leveren een schilderachtig beeld op.
Marianne en ik parkeren de auto buiten het centrum en lopen richting de Piazza Ercole, het hart van de stad.
Overal hangen de strengen rode uien waar Tropea ook beroemd om is. We krijgen er honger van en besluiten hier maar eens lekker te gaan lunchen. Beneden aan zee vinden we een restaurant waar we zwaardvis eten, die spartelt hier namelijk ook in groten getale rond.
De rest van de middag doorkruisen we diverse pittoreske pleintjes en straten met palazzi uit de 17e en 18e eeuw.
We horen dat de Santa Maria dell’Isola, ooit een oud Benedictijns klooster, na restauratie, sinds 2009 weer te bezichtigen is. Lui als we zijn, zien we van een bezoek af.
Aan het eind van de middag wordt onze luiheid toch nog flink afgestraft. We kunnen de auto namelijk niet meer terugvinden. Drie keer lopen we de straat voorbij waar het monster staat geparkeerd. Dan opeens ziet Marianne een herkenningspunt en komt alles toch nog goed.
Lungro
Vandaag wil ik naar Lungro. Lungro is de hoofdstad van de Albanezen in Italië. En dan bedoel ik niet die hier aankwamen in de jaren ’90 van de vorige eeuw maar de Albanezen die hier in de 15e eeuw neerstreken. Met hun leider Scanderbeg ontvluchtten ze hun land waar de Turken een bloedbad hadden aangericht. Ze ging zo ver mogelijk het Italiaanse binnenland in en stichtten Lungro.
Het landschap rondom Lungro is bijzonder lieflijk. Zo ver als ik kan kijken zie ik groene heuvels en bloeiende boomgaarden. Ook zie ik al snel de eerste tweetalige borden: Albanees met daaronder Italiaans. We rijden Lungro binnen. Het stadje ligt rondom een imposante
Grieks-katholieke kathedraal. Albanezen zijn Grieks-katholiek en volgen de Byzantijnse ritus met het Albanees als liturgische taal. Ze hebben een eigen patriarch die aan het hoofd van hun kerk staat, toevallig wordt de nieuwe patriarch zondag feestelijk ingehaald.
We zien ook een beeld van Scanderbeg staan. Ik ga in een apotheek oogdruppels halen en wordt geholpen door een meisje met een heel apart gezicht. Een scherp gezichtje, olijfkleurige huid en felblauwe ogen. Haar gezicht ziet er heel anders uit dan dat van Italiaanse vrouwen. Later in het café bestuderen we de Albanese mannen. Die verschillend qua uiterlijk niet van andere mediterrane mannen, is onze conclusie. In een kroeg met een laag balkenplafond zitten mannen aan tafeltjes met elkaar te kaarten. Het is er lawaaiig maar ook gezellig. Men is vriendelijk maar afstandelijk tegen ons.
Morano Calabro
We stappen in de auto en gaan op weg naar Morano Calabro. Het wordt geroemd als één van de mooiste stadjes van Italië. De eerste confrontatie is inderdaad indrukwekkend. Opeens ligt het daar pal voor ons. Het is een berg helemaal overdekt met huizen. De bebouwing loopt naar de top smal toe. Er is geen stukje van de berg meer te zien, zo dicht is de bebouwing. Een piramide van blokken. We beginnen de berg te beklimmen, aan de top gloort een kasteel.
We krijgen meteen gezelschap van Aldo. Een oude man, die ons hardnekkig blijft volgen, ook al moet de klim naar boven voor hem toch ook behoorlijk vermoeiend zijn. Hij
woont alleen, vertelt hij en eet altijd bij zijn dochter. Hij gaat helemaal mee naar boven tot aan het kasteel. Daar draait ie om. We wuiven hem na vanaf één van de torens, blij dat hij weldra onder familie zal verkeren. Morano Calabro is heel eenvoudig, ik zou bijna zeggen, armoedig.
Naast een kasteel heeft het nog een aardig klooster dat we natuurlijk ook gaan bezoeken. Vandaar heb je ook een prachtig uitzicht op Morano Calabro. Het fascinerendste aan Morano Calabro is eigenlijk dat het er van alle kanten even schilderachtig uitziet. Ik vermoed dat het ook een hele inspirerende plek is voor kunstschilders.
Diamante
Eén van onze laatste bezoeken is aan het stadje Diamante.
Het ligt in aan de noordwestelijke kust van Calabrië. Ik heb gehoord dat het stadje beroemd is vanwege haar murales. Dat zijn muurschilderingen die kunstenaars door de hele plaats hebben verspreid. Tevens staat de plaats bekend om haar cederappel-cultuur. Deze citrusvrucht heeft een belangrijke functie in het joodse geloof en jaarlijks komen rabbijnen van over de hele wereld de cederappels keuren.
We parkeren onze auto en lopen richting zee. Diamante ligt aan een schitterende langwerpige baai. Een prachtige boulevard met patronen in natuursteen strekt zich langs de zee uit, en waar de boulevard ophoudt schittert een kilometerslang wit zandstrand.
Langs de boulevard zijn veel terrassen en overal kun je er ceder-ijs kopen. We schieten één van de nauwe straatjes in die naar het oude centrum voeren. En meteen zien we de eerste schilderingen op de muren. Als je er een idee van wilt krijgen, typ dan op google ‘Diamante murales’ in en je ziet
een you tube-filmpje dat je door het hele stadje voert. Diamante is oud, haar geschiedenis gaat terug tot aan de Romeinse tijd. Het centrum is middeleeuws, maar langs de kust kun je zien dat de gemeente er alles aan doet van Diamante een moderne badplaats te maken. Er heerst een beetje een bohemien-sfeertje. Veel artistieke types slenteren door de straatjes of hangen ergens voor een winkeltje. Marianne en ik vinden een kleine trattoria. We vragen of we buiten mogen eten. We zitten nog niet of er wordt een enorme televisie op het terras aangezet. Ik ren meteen naar binnen en vraag of we hem uit mogen zetten. Gelukkig mag dat.
We zijn de enige gasten. Hoe zou dat gaan op drukke zomeravonden vraag ik me af. Zou het hele terras dan gebiologeerd naar dat reuzenscherm zitten te kijken? Ik mag het toch niet hopen.
Tenslotte rijden we de laatste dag weer terug naar het vliegveld van Lamezia Terme. Tevreden want we hebben veel gezien en lekker gegeten. Toch blijft Calabrië een beetje raadselachtig, vind ik. Ik heb van veel plaatsen genoten, maar op sommige plekken voelde ik me totaal niet op mijn gemak. Vooral langs de kust. Het ene moment doorkruiste je een aardige badplaats met terrasjes, hotels en een gezellig centrum. Het volgende moment reed ik door een spookplaats zonder leven, met een verrommelde kustlijn en vreemde bouwsels.
Maar ik kom wel terug!
Calabrië