M I L A A N 9
Winter 2013
Wat hebben de stad Breda en de Brera-wijk in Milaan met elkaar gemeen? Juist de naam, die heeft dezelfde herkomst. Hij stamt af van het oud-Lombardische woord ‘braida’ of ‘brera’ . Dat was de naam voor een kaal stuk land net buiten de stadsmuur dat werd gebruikt voor militaire oefeningen. Milaan had sinds 900 zo’n terrein in gebruik. De stad Breda komt blijkbaar voort uit een ‘braida’.
Als ik tegen de avond door de Brera-wijk slenter, is van dat verleden gelukkig niets meer te merken. Bij een paar cafés is het zo druk, dat er een menigte mensen op de stoep voor de deur staat te drinken. Ook in diverse winkels zijn borrels aan de gang en staan de mensen met een glas in de hand geanimeerd met elkaar te praten.
Het is hier heerlijk rondslenteren. Er zijn veel winkeltjes en kunstgalerieën. Als ik een boekhandel binnenstap, is daar net een lezing begonnen. De eigenaresse komt naar me toe: “Wat jammer dat u hier nu niet kunt rondkijken. We hebben een lezing. Wilt u misschien een café? Komt u morgen gerust terug.” Ik ben meer toe aan een borrel, dus ik sla de espresso af.
Museum met topcollectie
Het Palazzo Brera is het belangrijkste historische gebouw van de buurt. Vroeger was het een Jezuïtenklooster. In de 19e eeuw kwam er een kunstacademie in en later het museum. De academie trok artiesten en intellectuelen aan. Die vestigden zich in de straatjes rondom, zodat de wijk
snel van karakter veranderde. Brera werd al gauw het ‘Montmartre van Milaan’ genoemd.
De Pinacoteca di Brera is één van de belangrijkste musea van Italië, met een topverzameling aan schilderijen van Caravaggio, Andrea Mantegna, Piero della Francesca, Rubens, Rembrandt, Francesco Hayez, Raphael, Bramantino, Bellini, etc.
Weldra kom ik in straten vol kleine restaurantjes met zij aan zij verwarmde terrassen. Het is om en nabij half acht dus nog vroeg. Op de stoep zit een man achter een tafeltje die aanbiedt je hand te lezen. Zal ik? Gewoon uit nieuwsgierigheid hoe die ’t doet? Maar ik heb honger.
Osteria
Na veel wikken en wegen kies ik voor Osteria di Brera. Ik ga binnen zitten waar het warm en knus is. De eigenaar is vriendelijk, als ik alleen twee voorgerechten bestel, vindt ie dat prima. Tonijncarpaccio en gevulde courgettebloemen, en een Siciliaanse cannolo na, mmmm.
Aan het tafeltje naast mij zijn drie jonge vrouwen aangeschoven, die, zo te zien, net van hun werk afkomen. Ze drinken alleen mineraalwater en kwetteren er lustig op los. Maar dan, als hun pasta wordt opgediend, laten ze een fles wijn openmaken. Zoals veel Italianen drinken ze alleen alcohol bij het eten, al is het drinkgedrag de laatste jaren wel aan het veranderen.
Aan het andere tafeltje naast mij hangen onderuit gezakt twee verlopen zestigers. Ze groeten me uitgebreid als ze
binnenkomen, ik vrees dat ze in mij een generatiegenoot herkennen. De één heeft (te) lang wit haar en de ander draagt nog een soort Beatle-kapsel.
Na het eten, als ik door de buurt wandel, valt het me op hoe gezellig en levendig de stad is. Ik kom ook weer langs het tafeltje van de waarzegger. Hij is er niet, er staat een kaartje met de boodschap erop dat hij aan het eten is.
Teatro alla Scala
Ik kom uit op de Piazza della Scala, waar het operagebouw, badend in het licht van de vele spots, er glorieus bijligt. Alle lichten achter de ramen branden, er is ongetwijfeld een voorstelling aan de gang.
Milaan heeft een lange opera- en theatergeschiedenis.
Lang voordat La Scala was gebouwd, waren de muzikale en theatrale uitvoeringen in de stad al befaamd. Toen het Teatro Regio Ducale op 25 februari 1776 afbrandde, na een carnavalsgala, was voor de Milanezen één ding zeker: er moest zo snel mogelijk een nieuw theater èn een vervangend theater komen. Waar moest de elite anders heen midden in het opera-seizoen?
De toenmalige Habsburgse heerseres keizerin Maria Theresa ging akkoord met het bouwplan dat bij haar werd ingediend. Er zou een nieuw theater worden gebouwd op de plek waar de kerk de Santa Maria alla Scala stond. Het gebouw ging tegen de vlakte en het nieuwe theater werd als vanzelfsprekend Teatro alla Scala genoemd.
Neoclassicistisch
Drie architecten gingen aan het werk, Pietro Marliani, Pietro Nosetti en Antonio e Giuseppe Fe en na twee jaar was het klaar. Het was een gebouw geworden in een neoclassicistische stijl met ongeveer 2800 plaatsen.
Binnen in de zaal trompe-l’oeils en vergulde loges en dat alles onder een enorme kroonluchter. Op de begane grond waren, zoals toen gebruikelijk, geen stoelen, alleen staanplaatsen. Het theater werd dè ontmoetingsplaats van rijk en adellijk Milaan. Eén van de vaste bezoekers was de schrijver Stendhal.
Het werd op 3 augustus 1778 ingewijd met Antonio Salieri’s ‘Europa Riconosciuta’. Sindsdien hebben alle beroemde opera-zangers hier op het toneel gestaan.
Weggefloten
Het theaterseizoen begint altijd op 7 december, de dag van de patroonheilige van de stad, Ambrosius. En wee de zanger die niet goed presteert, die wordt keihard weggefloten. Het gebeurde in 2006 nog met zanger Roberto Alagna in een uitvoering van ‘Aida’. Vervanger Antonello Palombi moest zo snel zijn rol overnemen, dat hij geen tijd had zich te verkleden en in spijkerbroek het toneel op ging.
Lange tijd was in de foyer ook een casino aanwezig en in de loges werden tijdens de optredens gewoon zaken gedaan. Dat kon gaan van de verkoop van een paard tot beursaandelen. Voor opera-liefhebbers kon het rumoer uit
de loges flink hinderlijk zijn. Zo beklaagde de moeder van de Britse dichter Percy Shelly zich over de herrie.
In het begin werd het theater verlicht met 84 olie-lampen. In naburige ruimten zouden honderden emmers water hebben klaargestaan in geval van brand. Later kwamen er gaslampen en vanaf 1883 was er electrisch licht.
Kaartjes van 2000 euro
Van 2002 tot 2004 werd het theater ingrijpend gerenoveerd. Bij de heropening in 2004 ontstond er zo’n run op de kaartjes, dat ze op een zeker moment voor 2000 euro weggingen. Dirigent Riccardo Muti speelde op deze gedenkwaardige avond ‘Europa Riconosciuta’ van Salieri, het stuk waarmee het theater ruim tweehonderd jaar geleden was geopend.
Een paar jaar geleden heb ik zelf ook een voorstelling in La Scala bijgewoond. Ik was er al weken opgewonden van. Op de betreffende avond kwam ik ruim voor tijd in het theater aan. De entrée was een prachtige hal met pilaren. Parket op de vloer, rood velours, tientallen lampen die schitterden. Ik keek m’n ogen uit.
Wat me toen ook opviel, was dat de brandweer zeer prominent aanwezig was. Ik moest even denken aan die honderden emmers water in 1778. Het gebouw is, ook na de renovatie, zoveel mogelijk in originele staat gelaten en het mist met al zijn pilaren, gangen en trappen de ruimte van moderne theaters. De hal beneden vond ik zelfs een beetje benauwd. Zeker toen het druk werd.
Ik raakte in gesprek met een Duits echtpaar dat ook een beetje onwennig tussen alle opgedofte Italianen stond.
Ook voor deze Gerhard en Gudrun was het een belevenis, vertrouwden ze me toe. In de zaal zaten ze vlakbij me. Toen sommige toeschouwers opeens van alles naar het toneel begonnen te roepen, wat heel normaal scheen te zijn, keken we elkaar, als geremde Noordeuropeanen, toch een beetje giechelig aan.
Giuseppe Verdi
Vele beroemde musici hadden een speciale band met La Scala. Zeker de componist Giuseppe Verdi, die weken in een naburig hotel bivakkeerde als één van zijn opera’s werd uitgevoerd.
Na de voorstelling besluit ik naar dat Grand Hotel aan de Via Manzoni te wandelen, waar de componist Verdi vaak tijdelijk woonde en waar hij ook is gestorven. Het is heel chique, vijf sterren. De receptionist vraagt me wat ik kom doen, maar als ik het uitleg, is hij heel vriendelijk en kan ik doorlopen.
Ik kom in een enorme salon, overdadig gemeubileerd en gestoffeerd in een fin-de-siècle sfeer, alsof ze het tijdperk van Verdi willen vasthouden. Ik kijk een beetje rond en bestel een warme chocolademelk. In de buurt van een groep Russen ga ik op een bank zitten en laat de sfeer op me inwerken.
Als ik later door het nachtelijk Milaan loop, op weg naar mijn hotel, word ik regelmatig gepasseerd door oudere dames en heren die hun hond uitlaten of zomaar een
wandelingetje lijken te maken. Allemaal groeten ze me vriendelijk, je kunt hier blijkbaar tot laat veilig over straat.
Alessandro Manzoni
Veel voetstappen liggen hier ook van de italiaanse schrijver Alessandro Manzoni, èèn van de beroemdste Italianen van zijn tijd. Manzoni werd beroemd met zijn ‘I Promessi Sposi’, de eerste echte Italiaanse roman, waarin voor het eerst gewone mensen een hoofdrol spelen.
Nog belangrijker is wat Manzoni voor de Italiaanse taal heeft gedaan. Hij heeft uit al die verschillende dialecten, al die verschillende soorten ‘italiaans’ die in Italië gesproken werden, een algemeen beschaafd italiaans gecreëerd, gebaseerd op het Italiaans zoals dat gesproken wordt in Florence.
Van 1814 tot zijn dood in 1873 woonde hij in een 17e eeuws palazzo op de hoek van de Piazza Belgioioso en de Via Morone. Zijn woning is nu een museum met een bibliotheek. Er liggen historische documenten, persoonlijke voorwerpen van Manzoni en honderden verschillende uitgaven van ‘I Promessi Sposi’. Alleen de slaapkamer is nog helemaal in originele staat.
Dodelijke val
Hoewel Manzoni oud is geworden (88), bleef een lijdensweg hem niet bespaard. Op 6 januari 1873 viel hij, toen hij de kerk San Fedele uitkwam en kwam hard op zijn hoofd terecht. Hij liep een trauma op en daarbij kwam een
hersenvliesontsteking. Na een ziekbed van vijf maanden, blies hij op 22 mei zijn laatste adem uit.
Hij werd opgebaard in de San Marco kerk waar duizenden mensen hem de laatste eer bewezen. Er volgde een bijna koninklijke begrafenis, met een escorte van hoge officieren en een prinses van het koninklijk huis Di Savoia.
Maar de meeste eer bewees componist Giuseppe Verdi hem door speciaal voor hem de ‘Messa da Requiem’ te schrijven. De schrijver ligt op een zeer centrale plaats in het mausoleum van de Monumentale Begraafplaats.
Milaan