R A D I C O F A N I
Winter 2014
Opeens kan ik niet meer verder. Een kudde schapen en een paar honden blokkeren de smalle weg naar boven. Ik stop en kijk of ik geen herder zie. Met een paraplu in de hand stap ik na vijf minuten toch maar even de auto uit. Eén van de honden komt meteen grommend op me af.
“Nooit aan een hond laten merken dat je bang bent” flitst ‘t door m’n hoofd, dus ik doe een stap naar hem toe en zet een boze stem op. Hij trekt zich ijlings terug. Op dat moment komt er een autootje aanrijden, het blijkt de herder. Ik wist niet dat die zich tegenwoordig ook al op vier wielen voortbewegen.
De herder knikt me geruststellend toe en leidt de dieren naar een veldje langs de weg. Even later kan ik doorrijden, verder omhoog naar Radicofani. Het stadje ligt op een heuvel, met aan top een indrukwekkend kasteel. Het is slecht weer dus ik ga maar meteen een hotel zoeken.
Helemaal aan de buitenkant van Radicofani, aan de zuidkant waar je het stadje verlaat, ligt hotel La Torre. Een simpel familiehotel waar ik voor 35 euro een eenvoudige kamer krijg met een geweldig uitzicht. Vanaf mijn balkon strekt de regio Lazio zich uit in een golvend landschap van bruin- en geeltinten.
Familiehotel
Buiten komt de regen in bakken neer. Als ik naar beneden loop, komt een heerlijke geur van knoflook en kruiden me tegemoet. Eerst maar wat eten dan. La Torre is een echt
familiehotel. Moeder en oma staan in de keuken, vader bedient. De kinderen hebben nog de schoolgaande leeftijd.
Er komt een ouder echtpaar aan het tafeltje naast me zitten. We raken al gauw in gesprek. Ze wonen in Turijn maar beschouwen Radicofani als hun tweede thuis. Bijna ieder weekend brengen ze in dit stadje door, vertellen ze. Ze hebben beide een drukke praktijk, hij als arts en zij als psychologe. Hier komen ze geen patiënten tegen.
Ondertussen eet ik een heerlijke pasta met een kruidige vleessaus. Ik wil geen hoofdgerecht, zeg ik tegen de eigenaar. Maar zo gemakkelijk kom ik er niet onderuit. Ze hebben vandaag net een heerlijke saltimbocca alla romana, betoogt hij, die moet ik echt proeven.
Als hij me na dit gerecht vriendelijk vraagt of ik ook nog een dessert wil, krijg ik bijna de slappe lach. “Non posso più” breng ik er enigszins amechtig uit. Hij knijpt me vriendschappelijk in m’n arm en zegt: “Maar vanavond moet je toch echt eens onze panna cotta proberen.”
Centro città
Even later loop ik het hotel uit naar het centrum van het stadje. Ik ga een poort onderdoor en dan volg ik de smalle hoofdstraat die schuin omhoog loopt en het hele plaatsje doorsnijdt. Links en rechts is af en toe een zijstraat of een pleintje, maar dit is de centrale straat van Radicofani.
Omdat het net geregend heeft, ziet het stadje er een beetje somber uit. De huizen zijn middeleeuws, gebouwd van bruingrijze stenen die het centrum, bij bewolkt weer, een
beetje donker maken. Wel valt me op hoe schoon en verzorgd alles eruit ziet. Aan de huizen hangen al bloempotten. En dan opeens verwijdt de hoofdstraat zich tot een iets groter plein. Aan deze piazza ligt de Romaanse San Pietrokerk, een kerk uit de 13e eeuw.
De kerk heeft enkele interessante kunstobjecten. Het opvallendst is de zo kenmerkende blauwwitte terracotta uit het atelier van Andrea della Robbia. Ook hangt er een ‘Kruisiging met Madonna’ toegeschreven aan Benedetto en Santi Buglioni. Ik sta ook een tijdje voor de ‘Madonna met Kind’ van Francesco di Valdambrino, ook bijzonder.
Ghino di Tacco
Naast de kerk is een plantsoen met een standbeeld van Ghino di Tacco, één van de kleurrijkste figuren uit de geschiedenis van Radicofani. Ghino di Tacco wordt wel een Italiaanse Robin Hood genoemd. Hij was de zoon van een gerenommeerde familie uit Torrita di Siena.
Ghino leeft eind 1200 begin 1300. Zodra hij volwassen is, maakt hij met zijn indrukwekkende gestalte en moedige karakter overal grote indruk. Maar hij houdt er nogal slechte manieren op na, want hij steelt en hij rooft, en tenslotte wordt hij uit zijn geboorteplaats verjaagd.
Een aantal jaren houdt Ghino zich schuil in de Maremmen en leeft hij als een brigante, een bandiet. Dan vestigt hij zich in Radicofani waar hij zich meester maakt van het fort en binnen korte tijd een invloedrijk man wordt. Hij krijgt al gauw de naam een leider te zijn die onrecht afstraft en die de machtigen in de omgeving aanpakt.
Dat bezorgt hem de bijnaam van brigante gentiluomo, en zo figureert hij ook, in zowel de Divina Commedia van Dante, als in de Decamerone van Boccaccio.
Na een rondje dorpsstraat en een bezoekje aan de kerk schiet ik een klein donker kroegje in. Het heeft een laag plafond met dikke balken en dorpsbewoners en toeristen zitten hier bij elkaar. Het is nog te koud om buiten te zitten. Ook het echtpaar uit mijn hotel tref ik er, we drinken even gezamenlijk een kop thee.
Charles Dickens
Meneer vraagt of ik de caravanserai van de Medici’s al heb gezien. Ik heb er wel van gehoord, maar heb het gebouw nog niet gezien. Na de thee loop ik erheen. De caravanserai ligt onder het dorp langs de weg. Ooit was het de aanlegplaats voor de Medici-familie als ze op reis waren naar Rome of weer terug kwamen. Het gebouw moet honderden jaren oud zijn. Waarschijnlijk is het dezelfde herberg waar Charles Dickens over schrijft tijdens zijn korte verblijf in Radicofani midden 19e eeuw:
“It was a bad morning when we left this place; and we went, for twelve miles, over a country as barren, as stony, and as wild, as Cornwall in England, until we came to Radicofani, where there is a ghostly, goblin inn: once a hunting-seat, belonging to the Dukes of Tuscany.”
Zijn indruk van Radicofani was niet erg gunstig:
“The town, such as it is, hangs on a hill-side above the house, and in front of it. The inhabitants are all beggars; and as soon as they see a carriage coming, they swoop down upon it, like so many birds of prey. “
Het is allemaal terug te vinden in zijn ‘Pictures of Italy’ uit 1846. Gelukkig is er sinds die tijd wel het één en ander veranderd. Zo werd Radicofani later in de 19e eeuw ingrijpend gerestaureerd. Dat stimuleerde het toerisme en hielp de inwoners aan een extra bron van inkomsten. De armoede die er tijdens Dickens’ bezoek nog heerste, is gelukkig verdwenen.
Kasteel
Dan begin ik aan de klim naar het kasteel. De Rocca ligt boven het stadje. Ooit was het één van de belangrijkste vestingen van Italië vanwege de uiterst strategische ligging. Hoog en precies op de grens van Toscane en Lazio.
De Rocca dateert van 973 na Christus. Maar er zijn aanwijzingen dat op deze heuvel al in de Karolingische tijd, dus zeg maar in 700, mensen woonden. Het fort is tot 1153 in het bezit van de monniken van de Abbazia di San Salvatore gebleven. Dan eigent de Kerkelijke Staat het zich toe. In 1159 verschansen de pauselijke troepen zich in het fort, de Nederlandse paus Adrianus IV wil voorkomen dat Frederik Barbarossa, die dan al over Toscane regeert, zijn macht verder naar het zuiden uitbreidt.
Onder het groothertogdom van Toscane wordt het fort drastisch verbouwd door een architect die er echt een onneembare vesting van maakt. Ik loop naar het hoogste punt, vandaar uit kan ik zowel de omgeving als het kasteel goed zien. Je moet betalen om het kasteel te kunnen bezoeken, maar alleen al het uitzicht, vanaf de toren della Penna over de Valdorcia, maakt het de moeite waard.
Bruine kroeg
Tegen zevenen loop ik de dorpsstraat uit, richting hotel. Als ik bij de poort aankom, zie ik links, in een hoekje, een café. Laat ik daar maar eens een apératief gaan drinken, besluit ik. Eenmaal binnen, zie ik dat het er bomvol is. Maar hier zitten voornamelijk jongeren.
Het is weer net zo’n knusse bruine kroeg als die waar ik vanmiddag was. Ik posteer me met een biertje in de hand tegen de bar en probeer me zo min mogelijk aan te trekken van alle nieuwsgierige ogen die ik op me gericht voel. Gelukkig begint de barman een praatje.
Hij vertelt dat aan Radicofani nog het gehucht grenst, dat Contignano heet. Het is bekend om zijn kaas, er wordt onder meer een speciale kaas uit Pienza, gemaakt.
“Wacht” zegt ie en hij duikt even onder de bar. Dan begint hij driftig te snijden en zowaar, hij presenteert me een stukje kaas. Dit is die beroemde Cacio di Pienza, vertelt hij, en nieuwsgierig wacht hij mijn reactie af. Ik vind het heerlijk, ik ga morgen meteen een stuk halen om mee naar huis te nemen, zeg ik. Hij lacht trots, nu kan ik helemaal geen kwaad meer doen.
Ik eindig dit relaas met een bericht voor autoliefhebbers: Radicofani ligt op de route van de Mille Miglia, de beroemde jaarlijkse autorace van antieke auto’s. Dit jaar is de race van 15 tot en met 18 mei, hij start altijd in Brescia maar passeert dus ook Radicofani, wat natuurlijk met het nodige spektakel gepaard zal gaan.
Radicofani