M I L A A N 4
Winter 2013
Ik zit in restaurant Bagutta in de Via Bagutta, één van de markantste etablissementen van de stad. Aan een tafeltje recht tegenover mij zitten drie Zweedse vrouwen. Ze zijn een jaar of vijftig, zien er verzorgd en goed gekleed uit en hebben de grootste lol. Op en onder de enige vrije stoel aan hun tafeltje staan chique papieren tassen waarin hun aankopen zitten. De ober aan hun tafeltje trekt met enige show weer een fles wijn voor ze open.
Je ziet ze veel hier in deze buurt. Groepjes vriendinnen, meestal al wat ouder, afkomstig uit Duitsland, Zwitserland, Scandinavië, die een paar dagen in Milaan zijn, enkel om te winkelen. Na een paar uur gaan ze lunchen, bijvoorbeeld bij Bagutta dat midden in het Quadrilatero di Moda, ligt, de modevierhoek rondom de Via Monte Napoleone.
Modehuizen
Die bestaat eigenlijk maar uit een paar straten: de Via Monte Napoleone, de Via Santo Spirito, de Via della Spiga, de Via Bagutta, de Via Sant’Andrea en misschien ben ik er nog één vergeten. Hier zijn de grote modehuizen van Valentino, Versace, Dior, Lanvin, Burberry etc. Iedere winkel heeft de uitstraling van een salon.
Vandaag ga ik hier een kijkje nemen, heb ik besloten. Wat sfeer proeven, ik ken dit wereldje eigenlijk niet zo. Van iets kopen, zal wel niets komen, want daarvoor zijn de prijzen, voor mijn bescheiden inkomen, te hoog.
Het was hier vanmorgen nog niet zo heel druk. Nieuwsgierig gluurde ik bij sommige winkels binnen. Vaak waren ze vrijwel leeg en zag ik het personeel planken afstoffen en stofzuigen.
Je loopt hier niet naar binnen om even snel een paar schoenen te kopen, dat heb ik al wel gezien. In één winkel zag ik een klant, een Japanse jonge vrouw, schoenen passen. Ze zat achterover leunend op een sofa, terwijl ze de verkoopster een voet toestak. Het oogde alsof ze voor de aankoop uren de tijd gingen nemen.
Elitebuurt
De Via Monte Napoleone is vanaf het begin van de 19e eeuw een straat voor de rijken. Toen werd vrijwel de hele buurt herbouwd met grote neo-classicistische paleizen, waar de Milanese aristocratie zich vestigde. Beroemde gebouwen zijn het Palazzo Melzi di Cusano, Palazzo Gavazzi, Casa Carcassola en het Palazzetta Tarverna.
Pas na de Tweede Wereldoorlog ontwikkelde de wijk zich tot een internationaal modecentrum.
Aanvankelijk vergaap ik me aan de etalages. Sommige lijken net kleine schilderijtjes. Enkel drie roze tasjes op een rij, of een hele etalage gecomponeerd rondom een paar gymschoenen. Van de etalages verplaatst mijn aandacht zich meer naar de gebouwen waarin al die modehuizen gevestigd zijn. Sommigen zijn erg mooi met sfeervolle binnentuinen compleet met waterput of fonteintjes.
Café Cova
Zoals gewoonlijk ben ik alweer gauw toe aan koffie. Op de hoek van de Via Monte Napoleone en de Via Sant’Andrea ligt Café Cova, een super-de-luxe lunchroom met een lange geschiedenis. Als ik binnenkom in mijn wandeloutfit, meen ik even wat ogen op mij te voelen prikken.
Ik ga zitten op één van de comfortabele banken en begin om me heen te kijken. De zaak is weelderig ingericht, de wanden hebben een houten lambrizering, onderbroken door vitrinekasten vol mooi ingepakte bonbons en taarten, langs de ramen overvloedig gedrapeerde gordijnen.
Antonio Cova, een banketbakker, begon de zaak in 1817
in een pand vlak naast het theater La Scala. Binnen de kortste tijd werd Cova hèt café waar acteurs, schrijvers en musici na de voorstelling met elkaar afspraken. Onder het genot van exquise drankjes en de delicatessen van Antonio werden de voorstellingen besproken.
Onafhankelijkheidsstrijd
In maart 1848 speelde Café Cova een leidende rol in de Vijf Dagen van Milaan toen de bevolking tegen de Habsburgse overheersing in opstand kwam en de Oostenrijkers de stad werden uitgejaagd. De patriotten verzamelden zich hier. Het zou nog tot 1860 duren voordat de onafhankelijkheid werd bereikt.
Cova werd zwaar beschadigd tijdens het bombardement van augustus 1943. In 1950 werd de nieuwe zaak aan de Monte Napoleone heropend. Tegenwoordig is Cova niet langer een café voor de incrowd van Milaan. De zaak kan bogen op een internationale clientèle.
Demonstratie
Ik zit op mijn bankje bij Cova genietend mensen te kijken. Gedistingeerde heren en evenzo chique dames betreden het pand. De ober is allervriendelijkst en als ik vraag of hij niet wat informatie voor me heeft, komt hij even later terug met wat materiaal.
Als ik Cova wil verlaten, is er een opstootje voor de deur. Politieauto’s houden het verkeer tegen, ik hoor de sirene van een ambulance. Dan wordt het duidelijk: een demonstratie. Een groep met een paar honderd demonstranten trekt met vlaggen en spandoeken voorbij. –Stop de bezuinigingen- lees ik, even ontmoeten twee tegenovergestelde werelden elkaar.
Luxe warenhuis
Ik loop door naar warenhuis Rinascente. Dat is het beste te vergelijken met onze Bijenkorf maar dan luxer en duurder.
De parterre verdieping is helemaal gereserveerd voor de parfumerie. Ook hier zijn alle beroemde merken vertegenwoordigd. Een mooi jongetje, strak in het pak, komt op me af en spuit wat eau de toilette op m’n mouw. “Lekker hè, ik heb een speciale aanbieding.”
Dat zal wel.
Ik loop door naar de roltrap. Zeven roltrappen brengen me van verdieping naar verdieping. Ik zie al gauw dat ook hier alles voor mij te duur is. Het is blijkbaar geen probleem voor de vele Aziatische vrouwen die met tassen vol artikelen rondsjouwen.
Chocolade pumps
Helemaal boven is het horeca-gedeelte. Er zijn een stuk of vijf verschillende bars. Buiten op het dak staan loungebanken waarin je heerlijk kunt wegzakken en die uitzicht bieden op het dak van de Dom.
Bij de sushibar glijden de sushihapjes op een lopende band voorbij, ik zag dat vele jaren geleden ook al bij Harrods in Londen. Een andere bar is gespecialiseerd in chocolade. Naaldhakken en pumps, helemaal van chocola, staan in de vitrine. Op alle etages is het ei-vol. Beveiligingspersoneel loopt rond om de klantenstroom in goede banen te leiden.
Ristorante Bagutta
Na een paar uur over de diverse verdiepingen gedwaald te hebben, doet alles me zeer. Bijna koop ik een veel te duur twinset van kashmir wol, je wordt toch aangestoken. Maar gelukkig hebben ze de goeie kleur niet in mijn maat. Ik laat me nog wel een klantenkaart aansmeren.
Aan het begin van de middag besluit ik in het veel rustiger restaurant Bagutta te gaan lunchen. Bovendien is ook dit weer een historische plek. Bagutta is misschien wel het beroemdste restaurant van Milaan en dan moet ik er natuurlijk ook een keer geweest zijn.
In 1924 opende Alberto Pepori een kleine trattoria in de Via Bagutta. Het was een simpel restaurant waarin de hele familie meewerkte. Aanvankelijk kwamen de koetsiers van de Piazza Babila er een daghap eten. Maar op een dag stapte de schrijver Riccardo Bacchelli er binnen.
Het beviel hem er zo goed dat hij steeds terugkwam en vrienden meenam. En zo werd Bagutta binnen enkele jaren een verzamelpunt voor kunstenaars en journalisten.
Enzo Pepori in een interview: “Het was een eenvoudige zaak. Wijntonnen belemmerden bijna de ingang. Mamma stond in de keuken en wij werkten allemaal in de bediening. In de verschillende kamers van het restaurant stond het altijd blauw van de rook. Toen Baccelli onze osteria eenmaal ontdekt had, veranderde alles.”
Literaire Prijs
Dag na dag kwamen kunstenaars en journalisten er eten. En tijdens zo’n avond tussen de half volle en half lege glazen ontstond het idee van een literaire prijs. Op 11 november 1926 schreven een paar journalisten op een stukje bruin papier de regels waaraan Italië’s eerste literaire prijs zou moeten voldoen. De Bagutta Prijs was geboren, de moeder van alle literaire prijzen die daarna nog werden ingesteld.
Ristorante Bagutta ligt in een onopvallend straatje en als je dat niet weet, dan loop je er zo voorbij. Maar ik weet het wel en loop naar binnen. Het restaurant is een soort pijpenla die bestaat uit een reeks achter elkaar liggende zalen. De muren hangen vol schilderijen, obers lopen in lange witte schorten rond.
Vrouw alleen
Het valt me op dat er veel vrouwen alleen komen eten. Als op een zeker moment weer een vrouw het restaurant binnenwandelt, zie ik de chef naar haar staren. We wisselen een blik uit en ik zeg: “De tijden zijn veranderd.”
Hij komt meteen bij m’n tafeltje staan. “Vroeger zag je nooit vrouwen alleen in Italiaanse restaurants, nu zie ik de vijfde al binnenkomen,” zeg ik. “De tijden zijn niet veranderd mevrouw,” zegt hij. “De Italiaanse vrouw is veranderd. Toen ik vroeger in Londen werkte, was het daar heel gewoon dat vrouwen alleen in een restaurant gingen eten. Hier zag je dat nergens. Maar tegenwoordig is het ook voor Italiaanse vrouwen heel normaal.”
Italiaanse look
Wat me ook opvalt, is dat de vele Aziatische vrouwen hier, Japanse, Chinese, Koreaanse, zich onmiddellijk een volledig Italiaanse look aanmeten. Waar het ‘m in zit, kan ik niet zo goed benoemen, de simpele maar o zo geraffineerde kledingstijl, het haar met de zonnebril op ’t hoofd, de opmaak, ze lijken opeens ook langer.
Ik herinner me nu een college tijdens mijn studie Italiaans. Onze geschiedenisleraar vertelde, dat Italië weliswaar eeuwenlang door vreemde volkeren is overheerst, maar dat al die buitenlanders altijd erg hun best deden om uiterlijk zo snel mogelijk op Italianen te lijken.
Fare la bella figura
Er komt nu een Italiaans/Chinees gezin de zaak binnen, man, vrouw en kind. Ze zien er op en top Italiaans uit. Simpele maar dure kleren, zij is lang, schrijdt met trotse houding, kaarsrecht door het restaurant, een klein meisje huppelt achter haar aan, de Italiaanse man sluit de rij.
Er goed uitzien is in Italië heel belangrijk. Dat hebben buitenlanders, die hier komen wonen, heel snel door.
“Fare la bella figura” betekent: goed voor de dag komen, zorgen dat de buitenkant er onberispelijk uitziet. Het is een bekende Italiaanse uitspraak die veel zegt over hoe de Italiaan in het leven staat. Maar “Fare la bella figura” hoeft niet persé samen te gaan met dure kleding. Je kunt ook in alle eenvoud een goede indruk maken, want daar gaat het tenslotte om.
Milaan