B O L O G N A
voorjaar 2015
Op het station van Bologna hangt een klok die stilstaat op de tijd van 10 uur 25. Dat is het moment dat op 2 augustus 1980 een bom afgaat in de wachtkamer. Het station wordt door midden gereten, 85 mensen komen om, enkele honderden raken gewond. In 1995 worden enkele neofascisten voor de aanslag veroordeeld.
Bij aankomst in Bologna ga ik meteen op zoek naar de gedenkplaat van de aanslag. Een schoolklas verdringt zich voor de plaquette. Een onderwijzeres vertelt over die beruchte ochtend, de kinderen hangen aan haar lippen. Het gebeurde op klaarlichte dag, ook toen…..
Dan stort ik me in het Bologna van vandaag. Buiten het station beland ik in de hectiek van de stad: bussen, straatmuzikanten en een stroom mensen die zich richting het centrum beweegt. Ik laat me meevoeren.
Zuilengalerij
Bologna, dat betekent trattorie, markten, kerken, de torens, maar bovenal de portici ofwel de zuilengalerijen waar de stad beroemd om is. Met veertig kilometer aan galerijen is de stad een unicum in de wereld. Onder de arcades ontmoet je elkaar, verkoop je je handel, pik je een terrasje. Het is één grote open lucht salon.
Onder zo’n zuilengang door loop ik naar het centrum. Bologna heeft één van de grootste en best bewaarde middeleeuwse centra van Europa.
De geschiedenis van de stad gaat terug tot 1000 voor Christus. Sinds die tijd wonen hier mensen. Umbriërs, Etrusken, Kelten. Onder de Etrusken ontstond er al iets van een stadscentrum. In de Romeinse tijd groeide Bologna echt uit tot een belangrijke stad. De stichting van de universiteit in 1088 gaf Bologna een extra stimulans en zo werd ze de zevende stad van het land.
Piazza Maggiore
Hart van de stad is de Piazza Maggiore. Een prachtig plein met in het midden de San Petronio basiliek en rondom schitterende middeleeuwse palazzo’s: het Palazzo dei Banchi, het Palazzo dei Notai, het Palazzo d’Accursio en het Palazzo del Podestà. Ik ga zitten op één van de grote terrassen en laat het imposante plein op me inwerken. Ik moet eraan denken dat hier in de San Petronio op 24 februari 1530 met veel pracht en praal Karel de Vijfde tot keizer is gekroond. Ik stel me voor hoe dit plein vol stond met militairen, hoogwaardigheidsbekleders, muzikanten, en hoe de edelen van de stad in een lange rij de kerk binnenschuifelden. Hoorngeschal, commando’s… De kroning moest hier plaats vinden omdat de huurlingen van Karel de Vijfde een paar jaar daarvoor heel Rome hadden platgebrand, een daad die de geschiedenis zou ingaan als het ‘sacco di Roma’. De stad had jaren nodig om er weer bovenop te komen.
San Petronio
De San Petronio is van binnen indrukwekkender dan aan de buitenkant. Van buiten lijkt ie niet zo groot. De bouw van de kerk begon eind 14e eeuw. Architect Antonio di Vicenzo wilde met zijn ontwerp de Sint Pieter in Rome overtreffen. Dat viel niet in goede aarde bij de pausen die de voortgang van de bouw vervolgens eeuw na eeuw dwarsboomden. Aan de facade is nog te zien dat de kerk nooit helemaal is afgekomen.
Binnen heeft de San Petronio de oudste zonnewijzer binnen haar muren, maar ook één van de oudste nog bespeelbare orgels ter wereld. Interessant is ook dat de kerk een Slinger van Foucoult in één van de zijkapellen herbergt. Dat roept toch de vraag op of Umberto Eco, die in Bologna hoogleraar was, misschien hier op het idee voor zijn roman ‘De Slinger van Foucoult’ is gekomen?
Sette Chiese
Ik zwerf door lenteachtig Bologna, van plein naar plein. Een mevrouw die me foto’s ziet maken, wil beslist ook een foto van mij maken. Ze blijkt een Oekraïense, maar woont al jaren in Bologna. We hebben het even over de situatie in haar land. Ze blijft voorlopig hier, zegt ze, dan komt haar bus aanrijden en ze neemt afscheid van me alsof we elkaar al jaren kennen.
Ik loop in de richting van de Santo Stefano. Op het plein voor de kerk koesteren toeristen zich in de zon. Ze zitten op muurtjes of stoepen want het enige terras zit vol. Ik wurm me aan een tafeltje tussen twee Duitse toeristen en een groepje Vlaamse studentes in. Tijd voor een prosecco.
De Santo Stefano, of de Sette Chiese, is een complex van oorspronkelijk zeven kerken en kloosters. De eerste kerk is in de 5e eeuw gebouwd door de heilige Petronius bisschop van Bologna. In de loop der eeuwen werden er andere kerken en kloosters aan vastgebouwd.
Binnen kom ik in een labyrinth van gangen terecht, dat me naar verstilde binnenplaatsen voert of naar het halfduister van één van de oude kerkjes. Een groepje vrouwen is elkaar aan het fotograferen in zo’n schilderachtig binnenhof. Ze blijken uit Macedonië te komen. Mijn voorstelling van Macedonische vrouwtjes met takkenbossen op de rug in folkloristische kledij blijkt een beetje achterhaald. Ze liggen dubbel als ik het hun vertel. Het zijn jonge moderne vrouwen, met z’n vieren op vakantie. Ze hebben de grootste lol.
La Grassa
Bologna heeft drie bijnamen: la Grassa, la Dotta en la Rossa. La Grassa slaat op haar overvloedige keuken. La Dotta op de universiteit die hier in 1088 werd gesticht, de eerste van de westerse wereld. En la Rossa verwees vroeger vooral naar de vele rode en terracotta stenen in de gebouwen, tegenwoordig staat la Rossa ook voor de auto-industrie in de regio met de rode Ferrari als ikoon. Mij spreekt op dit moment ‘la Grassa’ het meest aan. Ik heb genoeg cultuur gesnoven, etenstijd!
Het restaurant is helemaal leeg. Ik zie een zee van tafeltjes. De ober leidt me naar een uiterst ongelukkig tafeltje tegen een muur. Ik vraag of ik ook aan het tafeltje ernaast mag gaan zitten. ‘Ik weet niet of dat gereserveerd is’ waagt hij te zeggen. ‘Ga dat dan eerst maar eens nakijken’ zeg ik. Het is natuurlijk onzin en ik ga gewoon zitten. De ober zegt niets meer, even later komt een oudere heer achter uit de zaak tevoorschijn en bekijkt mij even van om een hoekje (is dat dat lastige mens?) Ik krijg de menukaart en bestel een lasagna. Dan stapt er opeens een lange blonde jonge vent binnen. De ober leidt hem naar het ongelukkige tafeltje, dat pal naast het mijne staat. De jongen gaat zonder protest zitten. Typisch Italiaans om twee alleengaanden pal naast elkaar te zetten. Je zou toch eens geen aanspraak hebben. Als de jongen van zijn water nipt, vraag ik of hij soms mijn wijn wil opmaken. Ik wil maar één glas maar ze hebben me een halve liter gegeven. Nou dat wil hij wel, maar dan wil hij me er wel voor betalen. Dat wil ik weer niet en zo raken we in gesprek.Uiteindelijk wisselen we kaartjes met onze adressen en telefoonnummers uit, ik moet beslist eens langs komen als ik in Pavia ben. Ik denk niet dat dat ervan komt maar tevreden verlaat ik het restaurant, ik heb weer volop mijn Italiaans kunnen oefenen.
La Turrita
Dan is het tijd voor de torens van Bologna. Op naar de beroemdste, de Asinelli-toren. Volgens sommigen bezit Bologna door deze torens zelfs nog een vierde bijnaam: La Turrita. Stad met de vele torens. In de Middeleeuwen waren dat er bijna honderd. Iedere adellijke familie liet een eigen toren bouwen. Het waren verdedigingstorens, maar al gauw werden ze ook een statussymbool. Hoe hoger de toren, hoe meer prestige hij uitdrukte. Er zijn er nu nog 24 over, de beroemdste twee zijn de Torre degli Asinelli en de Torre della Garisenda. De Asinelli-toren is met bijna 100 meter de hoogste. Wie bereid is de 798 treden te beklimmen, schijnt beloond te worden met een schitterend uitzicht.
Studentenstad
Nog tot laat in de middag zwerf ik door de stad. Bologna is al 900 jaar een studentenstad en dat merk je. Overal zie je jongeren in het straatbeeld. De sfeer is rommelig maar vrolijk. Uitgaansgelegenheden te over, hier en daar iemand met een flinke slok op, maar niemand valt me lastig. In de 13e eeuw telde Bologna al 2000 studenten afkomstig uit heel Europa. En ook nu studeren veel studenten van buiten Italië hier aan de universiteit.
Via de oude joodse wijk loop ik tenslotte richting station. Over de Via Oberdan loop ik naar de Piazza San Martino, het hart van het oude ghetto. De typisch kronkelige straatjes geven een goede indruk van hoe de stad er in de Middeleeuwen uitzag. Via dell’Inferno, Via del Carro, een schilderachtige buurt die vroeger met drie poorten ’s avonds werd afgesloten.
Giorgio Morandi
Wie, net als ik, een liefhebber is van stillevenschilder Giorgio Morandi moet beslist het Morandi Museum bezoeken. Daar vind je een uitgebreid overzicht van zijn collectie en ook is zijn oude atelier er ingericht. Morandi woonde zijn hele leven in Bologna. Hij schilderde voornamelijk flessen, kruiken en vazen, steeds in andere opstellingen. Hij was hier ook docent aan de kunstacademie en stond bekend als rustig en beleefd.
Morandi had een heel eigen stijl. Hij trok zich van niemand iets aan en ontwikkelde zich hierdoor totaal onafhankelijk. Toen hij eens een uitstapje maakte naar Florence was hij daar erg onder de indruk van het werk van Masaccio, Giotto en Piero della Francesca. Hij liet zich ook inspireren door Rembrandt. In 2006 was in het Morandi Museum een tentoonstelling gewijd aan de relatie tussen de twee kunstenaars. Morandi woonde samen met zijn drie zusters en overleed in 1964.
Stadspoorten
Aan het eind van de middag loop ik over de Via Irnerio. De weg loopt rondom het centrum. Er liggen resten van de stadsmuur en ik zie ook één van de oude stadspoorten. Bologna had oorspronkelijk 12 stadspoorten en daarvan zijn er negen nog helemaal in tact. Hier is ook meer groen. Ik kom langs een plantsoen dat vol boompjes met witte bloesems staat. Verderop ligt een park, een echt groot park. Het is mooi te zien dat Bologna, naast haar mooie oude centrum, aan de buitenkant haar groene longen heeft, waarin de inwoners de stadsdrukte kunnen ontvluchten.
Bologna