ALBA
Voorjaar 2016
Zaterdag is het markt in Alba. Ik vertrek al vroeg uit mijn hotel in Bossolasco. De rit naar Alba is een feest. De weg slingert door heuvels, die overdekt zijn met pril groen en uitbundig bloeiende boompjes. Op een driesprong zie ik een café, een ideale plek voor koffie. Boeren lopen er in en uit. Ik nestel me met mijn cappuccino op het terras dat uitzicht biedt over het zonnige landschap. Dit is genieten, met moeite maak ik me los van dit heerlijke plekje.
Ook Alba oogt feestelijk. Ik raak er gemakkelijk mijn auto kwijt en kom als vanzelf op een groot plein terecht. De terrassen zitten vol. Door de hoofdstraat, die op het plein uitkomt, loopt een keten van marktstalletjes. Hebberig stort ik me op de waren. De straat heeft ook veel leuke winkels, ik kan m’n hart ophalen.
Stammen
Alba is de hoofdstad van de Langhe, een streek in de regio Piemonte. Haar geschiedenis gaat ver terug. Voordat de Romeinen hier een stad stichtten, woonden er al Ligurische en Keltische stammen. De Romeinse consul Gneo Pompeo Strabone noemde de stad naar zichzelf: Alba Pompeia. Na de val van het Romeinse rijk ontwikkelde zich een middeleeuwse stad boven op de Romeinse resten.
Voor wie in dat verre verleden van Alba wil duiken, is er een archeologische route die onder de stad door loopt. Een gids loopt mee en vertelt over Alba’s verleden.
Torens
Vijf 14e eeuwse torens bepalen de ‘skyline’ van Alba. Enkele adellijke familie lieten ze bouwen, zo hoog mogelijk, als symbool van hun macht.
Inmiddels ben ik bij de laatste marktstalletjes aangekomen. Die staan op de Piazza Risorgimento, het hart van Alba. De San Lorenzo kathedraal en het pas gerestaureerde Palazzo Comunale domineren het plein.
Ik lees ergens dat de oude kathedraal eind 15e eeuw zo in verval was dat de bisschop van Alba opdracht gaf een nieuwe kathedraal te bouwen. De architect begon eraan, maar liet toch ook veel van de oude kerk in tact, bv. de klokkentoren. Het eindresultaat is deze gotische kerk opgetrokken uit baksteen.
Een bezienswaardigheid in de kerk is het uit hout gesneden koor dat dateert uit 1512. Naast de Dom is ook de San Domenicokerk de moeite van een bezoek waard.
Truffels
Eigenlijk ben ik helemaal in de verkeerde periode in Alba. Alba moet je in de herfst bezoeken, als alles in het teken staat van de truffel. Want daar is Alba beroemd om, om de witte truffel. Horeca figuren uit de hele wereld komen iedere herfst naar Alba om de beste exemplaren te kopen. Op beurzen tellen restauranteigenaren een vermogen neer voor deze onderaardse paddenstoel.
Truffels groeien onder de grond aan de wortels van diverse bomen. Boeren met speciaal afgerichte honden trekken in de vroege ochtend de bossen in om truffels te gaan zoeken. Vroeger werd met varkens gezocht maar die zijn minder goed af te richten dan honden, zodat men liever truffelhonden gebruikt.
Beppe Fenoglio
Op de Piazza San Francesco is een markt van streek producten. Hier raak ik in gesprek met een jongeman die wijn verkoopt. Ik vertel hem dat ik erover denk in deze streek te komen wonen. Maar als ik over andere plaatsen dan Alba rep, zegt ie meteen dat ik me daar levend zou begraven. Nee Alba, dààr gebeurt het. Ook beroemd om figuren, als schrijver Beppe Fenoglio. Eerlijk gezegd had ik nog nooit van Fenoglio gehoord.
Ik ga meteen een boek van hem kopen. Hij blijkt helemaal niet uit Alba te komen maar uit San Benedetto Belbo dat iets zuidelijker ligt. Ik lees ‘La Malora’ in één ruk uit. Het gaat over de verschrikkelijke armoede in de vorige eeuw. Je kunt het je nu gewoon niet meer voorstellen maar mensen leden hier honger, zeker in de winter. Fenoglio is in Italië beroemd, maar ook vertaald in het Nederlands!
Restaurant
Ik ga op zoek naar een trattoria. Alle tentjes met een toeristisch menu, weergegeven op foto’s, sla ik over. Ik kom tenslotte terecht bij een buurtrestaurantje. Eerst kijken ze me een beetje bevreemd aan: een oudere man en een jonge serveerster. Als mama midden onder het eten belt en ik naar buiten hol met mijn mobiele telefoon en hen later uitleg dat dat mijn 90-jarige moeder was, breekt het ijs. Ik ben minder vreemd dan ze in eerste instantie dachten als vrouw alleen in een restaurant. Ik blijk opeens ook gewoon een moeder te hebben waar ik bezorgd over ben. De serveerster is niet meer van m’n tafel weg te slaan.
Partizanen
Ik eindig mijn tocht door Alba waar ik hem begonnen ben: op de Piazza Savona, waar de terrassen nog steeds vol zitten. Ik herken de oude mannen, die hier vanmorgen al bivakkeerden. Een beeld dat in alle Italiaanse steden terugkomt. Oude mannen die bij elkaar zitten op bankjes en op terrassen waar ze nauwelijks iets gebruiken.
Tegen het middaguur vertrekken ze naar huis waar hun vrouw het pranzo klaar heeft. Na hun middagdut komen ze weer terug. Niemand die zich aan hen stoort.
Toch is de kans groot dat zich onder deze oude mannen oorlogshelden bevinden. Alba kreeg na de oorlog een gouden medaille voor het heldhaftige optreden van haar bevolking. Op 10 oktober 1944 joegen de partizanen de fascisten de stad uit. De Republiek van Alba was geboren en hield drie weken stand. Toen greep het fascistische regime in. Op 25 april ontvluchtte Mussolini Salò en was de oorlog afgelopen.
Wijnen
Op de terugweg naar mijn hotel in Bossolasco geniet ik weer van de prachtige vergezichten. De wijngaarden die Alba omringen, liggen er nog kaal bij, maar toch geniet ik van het lichtgroene lentewaas over de velden. Hier vinden beroemde wijnen als de Barolo en de Barbaresco zijn oorsprong. Ik neem me voor dat ik beslist een keer één van de beroemde wijngaarden ga bezoeken. Nu verheug ik me op het glas wijn dat ik dadelijk zeker ga drinken als ik voor de open haard van mijn hotel in Bossolasco zit.
Alba