M O N T E I S O L A
voorjaar 2013
Mijn hele leven kwam ik al in Italië voordat ik Monte Isola ontdekte. Monte Isola is een eiland in het Iseomeer. Het Iseomeer ligt schuin onder het Gardameer en daar reed ik altijd hard voorbij, op weg naar het zuiden, naar Toscane of naar Umbrië.
Totdat ik op een dag een stukje over Monte Isola las. Het ging over een eiland met een stuk of tien dorpjes erop waar auto’s verboden zijn. “In het haventje van Peschiera Maraglio lijkt de tijd te hebben stilgestaan,” las ik. “Vissers nemen er 's morgens aan de bar het laatste dorpsnieuws door.” Daar moest ik heen!
Ik rijd mijn vertrouwde route: de Brennerpas over, het dal van de Adige door, langs Verona en dan richting Milaan. Bij de afslag Rovato moet ik eraf.
En dan na enige kilometers zie ik het liggen: een
groot spiegelend blauw meer met bergen en dorpjes eromheen gedrapeerd. En in het midden een grote berg met op de top een wit kerkje: Monte Isola.
Bootverbinding
Alhoewel er tussen alle stadjes aan het meer en het eiland een bootverbinding bestaat, is die in Sulzano het beste. Iedere tien minuten vertrekt er een boot naar Monte Isola en met tien minuten sta je dan op de kade van het dorpje Peschiera Maraglio.
Zoals overal in Italië zijn ze hier trots op hun dialect. Als ik Sulzano binnenrijd, staat de naam van de plaats ook in dialect op het naambord: Sülsà. Eerst de auto zien kwijt te raken. Dat kan bij parcheggio Germoli van Tullio Gervasoli. Voor een paar euro per dag kun je daar je auto onder een boom neerzetten.
Ansichtkaart
Als ik even later met mijn koffer op de steiger sta en aan de overkant Monte Isola zie liggen met haar kleurige huisjes, een kerk, de bootjes in de haven, moet ik aan mijn vriendin Marianne denken die ik hier ooit mee naartoe nam: “Ien het ziet er hier net uit als op een ansichtkaart.”
Na de overtocht wandel ik naar mijn hotel La Foresta. Naast de ingang van het hotel hangt een bord van de vereniging van hotelhouders, hotel La Foresta, één ster. Heel comfortabel is het inderdaad niet maar het ligt zo mooi, de eigenaren zijn zo aardig en het eten is zo lekker. Wat wil je dan nog meer?
Verse vis
Bijna alle kamers hebben uitzicht op het meer.
’s Nachts in bed hoor je het gekabbel van het water en het gesnater van de eenden. En dan om vier uur vlak voordat het licht wordt een zacht gemompel van Sandro en zijn collega-visser die het meer op gaan.
Dat betekent iedere avond verse vis. Op de steiger voor het hotel staat een rek waaraan tientallen kleine visjes hangen te drogen.
Je loopt het eiland in twee-en-een-half uur rond en dat doe ik dan ook altijd de eerste dag. Er zijn diverse wegen. Enkele landinwaarts, bijvoorbeeld naar het kerkje op de top, de Madonna della Ceriola, maar dat is een flinke klim, ik kies vandaag voor de glooiende weg langs het meer.
Toeristen
Zo passeer ik het ene kleine dorpje na het andere.Eerst Sensole, ook gebouwd aan het water. Op het eiland zijn natuurlijk voorzieningen voor de toeristen maar die zijn tot nu toe toch vrij beperkt gebleven. Voor de Italianen uit de omgeving is Monte Isola vooral een dagje uit met de fiets.
De weg voert na Sensole omhoog naar het fort van Menzino dat boven het gelijknamige plaatsje uittorent. Voor je het weet ben je er weer uit en zie je in de verte Siviano liggen. Met Peschiera Maraglio het belangrijkste stadje van het eiland. Hier zijn winkels, een postkantoor, een kerk en het barretje van Tina.
Ik klets wat met Tina en drink op het terras koffie. Ik kijk uit over het meer, het is een goddelijk plekje.
Nettenfabriek
Als je hier naar beneden loopt, kom je bij de nettenfabriek. Naast de visserij was de fabricage van netten jarenlang een belangrijke inkomstenbron voor het eiland. Visnetten, maar ook netten voor voetbalgoals. De fabriek is nog steeds in bedrijf en je kunt er een kijkje gaan nemen. In Peschiera Maraglio is de nettenwinkel, waar je tassen, hangmatten en allerlei andere voorwerpen van netten kunt kopen.
Helemaal rechtsboven ligt het stadje Carzano. Het is bekend om zijn spectaculaire bloemenfeest dat eens in de vijf jaar wordt gehouden. Carzano en het aangrenzende Novale worden dan opgetuigd met meer dan 200.000 bloemen. Alles met de hand gemaakt. Vooral ’s avonds, met speciale verlichting, is het een betoverend gezicht. Het volgende bloemenfeest begint op 14 september 2015.
Even niets
’s Middags strijk ik neer op een ligstoel op de steiger voor het hotel. Ik lees wat, tuur over het water en geniet van de rust. Sandro is bezig met zijn netten, zijn vrouw Antonia bedient de gasten en brengt mij af en toe een verkoelend biertje.
We borrelen ook heel wat af op het terras bij het hotel. Nederlandse vrienden die het grootste deel van het jaar op Monte Isola wonen, zakken rond het borreluur regelmatig af naar La Foresta.
’s Avonds eet ik in de serre aan het meer. Ik geniet van het landschap, van de ondergaande zon. Antonia en haar schoonzus Wilma komen me vragen waar ik zin in heb. Wilma is een geweldige kok, samen met haar man Silvano, die de manager van het hotel is.
Stadjes
Na het eten wandel ik nog even langs het meer. Het is donker en in de verte zie ik de lichtjes van de plaatsen aan de overkant. Met de boot kun je kris kras het meer over om de stadjes aan het meer te bezoeken. Allemaal hebben ze een eigen karakter.
Iseo is de grootste plaats. Maar ook Sarnico, Lovere en Pisogne zijn leuk en interessant om te bezoeken.
Het leven suddert hier rustig voort en ik probeer mee te kabbelen. ’s Ochtends een simpel ontbijt, hier geen uitgebreid ontbijtbuffet, maar wel een kraakvers besuikerd broodje, wat krackers waar je bijna je tanden op breekt en een hele pot verse koffie.
Mijn eerste gang is onveranderlijk naar café Dei Porti aan het haventje waar Sandrino al vroeg achter de bar staat. Er liggen kranten, ik drink nog een cappuccino en praat met Sandrino over het laatste nieuws. Dan slof ik naar de boot en nestel mij op een stoel in de zon om mij heerlijk het meer over te laten varen….
(Er zijn veel campings in de omgeving)
Mona Isola