M A N O P E L L O
Zomer 2013
Manopello is geen dorp waar je nou beslist geweest moet zijn. Toch staat het in alle gidsen over de Abruzzen vermeld. Er is namelijk wel iets interessants te zien, iets zo je wilt geheimzinnigs… en dat is het Volto Santo, het heilige gelaat….
Het ‘heilige gelaat’ heeft Manopello op de kaart gezet. Anders was het een onbeduidend plaatsje gebleven. Omdat ik toch in de buurt ben, besluit ik het dorp in m’n rondreis op te nemen. Ik wil dat Volto Santo ook wel eens zien en ik wil zien wat zo’n relikwie met een dorp doet.
Al ver voor Manopello, bij Chieti ongeveer, verschijnen de eerste wegwijzers naar de Basilica del Volto Santo. Jaarlijks trekken duizenden bedevaartgangers, vaak in bussen, naar dit dorp aan de voet van het Maiella gebergte.
Iets buiten het historische centrum van Manopello ligt de kapucijnenkerk van het Volto Santo. Al eeuwen wordt hier één van de belangrijkste christelijke relikwieën bewaard.
Zweetdoek van Veronica
Het is een doorzichtige doek waarop de afbeelding van een mannengezicht is te zien die door velen wordt beschouwd als de authentieke zweetdoek waarmee Veronica het gezicht van Jezus bedekte na zijn dood. De doek lag tot 1508 in de Sint Pieter basiliek in Rome, onbekend is hoe die ooit in Manopello terecht is gekomen.
Mijn Bed & Breakfast ligt aan een smalle weg vol haarspeldbochten die naar de top van de Tarigni heuvel loopt. Bovenop die heuvel ligt de basiliek met een groot parkeerterrein voor de ingang. Langs de hele weg naar boven staan staties met afbeeldingen van de kruisweg van Christus. De echte pelgrim loopt van statie naar statie naar boven om tenslotte buiten adem het Volto Santo onder ogen te komen.
Ik heb de hele ochtend gereden en ik val om van de honger.
De doek van Veronica moet maar even wachten. Kan ik hier in de buurt ergens eten, vraag ik de eigenaar van de B & B. Hij verwijst me naar trattoria Lu Gattone, waar je langskomt als je het dorp inrijdt.
Trattoria
Trattoria Lu Gattone ligt zo’n meter of twintig onder de weg. Met de voet op de rem duik ik met de auto een pad af naar beneden en stop op een kleine parkeerplaats. Als ik de trattoria binnenstap wenden zich een stuk of wat mannen in oranje overalls naar mij toe.
De eigenaar, een jongeman, verwelkomt mij en maakt een breed armgebaar naar één van de tafeltjes naast de werklui. “Gaat u maar gezellig bij die mannen zitten” zegt hij goedmoedig.
Ik groet iedereen en al snel worden er vragen op mij afgevuurd. Waar kom ik vandaan, waarom ben ik alleen, etc.etc. Silvio, de eigenaar biedt een volledig menu aan. Een primo, een secondo en fruit na. Zijn moeder maakt het in de keuken klaar. Met een wijntje erbij stort ik me even later op een eenvoudige maar verrukkelijke pasta al ragù. Zolang ik eet, valt niemand me lastig met vragen.
Als ik na het eten om de rekening vraag, kijkt Silvio me lang en borend aan en zegt dan:”Tien euro.” Aan bonnetjes of facturen doet ie niet en ik geef hem gauw mijn tientje. Ik kom terug, beloof ik, zo’n smakelijke maaltijd voor zo weinig geld vind je niet zo gauw meer.
Familie
Als ik de volgende avond om kwart voor acht binnenkom, blijkt dat rijkelijk vroeg. Moeder zit aan een lange tafel met een baby, haar kleinkind, op schoot. Ik zit nauwelijks of de deur gaat open en de hele familie, inclusief Silvio, komt binnen van een dagje strand. Hij begroet me hartelijk alsof ik een goede oude kennis ben.
“Is dat je vrouw?” vraag ik, wijzend naar een knappe blonde vrouw in het gezelschap. Hij knikt trots. “Een mooie vrouw heb je” zeg ik en hij straalt. Dan zie ik dat de vrouw waarschijnlijk kinderverlamming heeft gehad en heel ongelukkig loopt. Ondanks dat komt ze heel zelfbewust over, haar man aanbidt haar en dat doet veel.
Inmiddels word ik ook door enkele kinderen nieuwsgierig bekeken. Een meisje in een balletpakje schuift aan een grote tafel, een jongetje komt even bij mij staan. Ik vraag hoe hij heet en hoe oud hij is. Hij lacht en zal de hele verdere maaltijd rondom mijn tafel blijven steppen.
Dan staat de oude moeder op en vraagt aan mij waar ik zin in heb. Ze noemt weer een primo en een secondo op, beiden in verschillende variaties. Silvio brengt de wijn. Ik voel me hier buitengewoon op m’n gemak. Terwijl zij met z’n allen aan een lange tafel zitten en ik ernaast aan mijn eigen tafeltje, wisselen we allerlei wederwaardigheden uit.
Ze willen van alles over Nederland weten, vooral of wij ook crisis hebben. Ondertussen schuift Silvio de ene geurige schotel na de andere onder mijn neus. Het afrekenen gaat weer net zoals de vorige keer. Hij kijkt me indringend aan en zegt weer: “Een tientje”. Dan zeg ik ze allemaal gedag en stap ik onder uitbundige groeten naar buiten.
Basilica
De tweede ochtend besluit ik om een kijkje in de Basilica del Volto Santo te gaan nemen. Ik wandel naar boven en daar zie ik de kerk al liggen. Het meest valt de facade op die een apart patroon heeft van rose en wit marmer. Het lijken wel geometrisch geschikte bloemen.
Binnen vind ik de kerk niet bijzonder mooi, ik loop naar achteren waar het Volto Santo zich moet bevinden. Dan zie ik het, ik blijf er een tijdje naar staren. Het eerste gevoel dat mij bekruipt is, dat het gezicht gewoon op de doek is geschilderd. Is er bij de lijkwade van Turijn sprake van vage trekken van een mannengezicht, hier zie ik gewoon duidelijk een mannengezicht op een doek.
Onderzoek
Natuurlijk is er de afgelopen eeuwen veel onderzoek naar de doek gedaan. Volgens de studies van de Duitse kunsthistoricus Heinrich Pfeiffer die er 20 jaar van z’n leven mee bezig was, gaat het hier in ieder geval om een afbeelding die niet door een mensenhand is geschilderd, een ‘acheropita’. Ook beschouwt hij het als een afbeelding van het gezicht van Christus. De enige andere bekende acheropita is die op de lijkwade van Turijn.
Pelgrim
De geschiedenis rond de doek gaat als volgt: op een dag in het jaar 1506 kwam een onbekende pelgrim het dorp Manopello binnenwandelen met in zijn handen een pakje.
Bij de parochiekerk spreekt hij Giacomantonio Leonelli aan, een geleerd man met een goede reputatie, die daar met wat kennissen staat te praten. Hij vraagt hem even met hem de kerk in te gaan en daar overhandigt hij hem het pakketje.
Gezicht
Als Leonelli het openmaakt, ontwaart hij een stuk doek met daarop de afdruk van een gezicht dat hij herkent als dat van Christus. Terwijl hij van zijn verbazing staat te bekomen, zegt de pelgrim tot hem: ”Zorg hier goed voor, bewaak het als een gift van de hemel, vereer het, het zal jou en je familie voorspoed brengen en je beschermen.”
Leonelli neemt de doek mee naar huis, zoekt er een mooi plekje voor en vervolgens blijft het daar de eerstkomende honderd jaar staan. Bij een verdeling van een erfenis gaat het mis. Alle familieleden willen de doek. Uiteindelijk komt het Volto Santo voor vier goudstukken in handen van de apotheker van het dorp, Donatantonio De Fabritiis.
Opknapbeurt
Omdat de doek dan al een tijdje is verwaarloosd en er slecht aan toe is, gaat hij ermee naar de paters kapucijnen die een klooster in Manopello laten bouwen. Twee paters maken de doek schoon, knippen de gescheurde randen ervan af en plaatsen tussen glazen platen in een notenhouten lijst, die er nog steeds omheen zit. In 1638 schenkt de apotheker de doek aan het klooster. Vanaf 1646 wordt het aan de gelovigen tentoongesteld en vanaf dan begint er ook een cultus rondom het doek te ontstaan.
Aflaat
Er is al gauw sprake van wonderen en wonderbaarlijke genezingen. Er komt een jaarlijkse feestdag met processie rondom het Volto Santo, de derde zondag van mei, en als de paus in 1718 de gelovigen die de doek gaan vereren ook nog extra aflaten belooft, is er geen houden meer aan, een nieuwe bedevaartplaats is geboren: Manopello.
Ik weet niet wat ik ervan denken moet. Ik zie het maar als een curiositeit, één van de velen in dit boeiende land. Ik snuffel nog wat rond in het winkeltje naast de kerk als ik door een Duits echtpaar wordt aangesproken.
Padre Pio
“Mevrouw we hoorden u Italiaans praten met de koster hier, we dachten u weet misschien wel iets meer over de katholieke kerk in Italië. Zo zien wij de hele tijd, in taxi’s, in bussen, winkels, hotels, overal eigenlijk, een afbeelding hangen van een man die Padre Pio heet. Weet u misschien wie die man is?”
Ik kan me best voorstellen dat als je niet katholiek bent en niet bovenmatig in Italië geïnteresseerd en je gaat er eens een keertje voor de verandering heen, je dan inderdaad gaat denken – wie is toch die vent met die baard in die bruine pij en met die handschoenen zonder vingers ? – als je hem voor de zoveelste keer in een taxi aan een spiegeltje ziet bengelen.
Ik vertel ze graag over Padre Pio want het is ook weer zo’n geheimzinnig mysterieus verhaal waar Italië vol mee zit. Padre Pio was een zeer vrome monnik in een klooster in San Giovanni Rotondo. Ook hier leidde het geloof in zijn heiligheid en in zijn vermogen tot genezen tot een stormloop van bedevaartgangers. De verering groeide hier echter uit tot een complete toeristen-industrie en San Giovanni Rotondo, ooit een arm stadje in het zuiden, is nu een bloeiend bedevaartsoord, dankzij Padre Pio.De Duitsers moeten erom grinniken en vervolgen hun weg.
Manopello-centrum
’s Avonds wandel ik naar het oude centrum. Vrijwel direct als ik de stadspoort onderdoor ben gegaan, kom ik op het centrale plein van Manopello. Het is maar klein, er grenzen twee café’s met terrassen aan het plein. Daar ga ik een biertje drinken, besluit ik. Terwijl ik wat zit te lezen, komt de dagelijkse pantoffelparade op gang. Het wordt steeds drukker, steeds meer mensen druppelen het plein op. Ze gaan op de terrassen zitten, maar velen strijken ook neer op één van de bankjes die er staan.
Hier en daar zie ik al een gezicht dat ik eerder heb gezien, zeker bij de kerk of in de trattoria. Om een uur of acht loop ik de pizzeria binnen. Ik ga aan een tafeltje dichtbij de buitendeur zitten. Een jong stel runt de tent. Zij, in een kort broekje en met een witblonde paardenstaart, trippelt bedrijvig rond. Hij, massief bij de pizza-oven tronend, overziet het restaurant als een slagveld. Veel van de mensen op het plein komen ook hier weer even binnenwippen. Sommigen nemen een pizza mee naar huis, anderen komen alleen even ouwehoeren. Onderwijl stroomt de tent vol met ouderen, bedevaartgangers?
Dan staat er een man in de deuropening die mijn aandacht probeert te trekken. Ik kijk en herken de vader van Silvio, de eigenaar van de trattoria. Hij zwaait naar me, ik zwaai terug en roep dat ik morgenavond weer bij hen kom eten. Je zou je nog bijna schuldig gaan voelen.
Bulletin
Manopello, sinds vier eeuwen een bedevaartplaats. Vanaf 1906 geven de paters kapucijnen ook een bulletin uit. Ze maken melding van wonderbaarlijke genezingen en van de vele gebeden die zijn verhoord, allemaal onder invloed van het Volto Santo. De paters weten hoe ze van hun kerk een attractie moeten maken. En heel Manopello profiteert mee.
Het doet me denken aan een uitspraak van mijn opa, kort na een bombardement in 1944 waarbij het huis van mijn grootouders was getroffen. Tussen de puinhopen trof hij een vaas aan die nog volledig in tact was. “Sjonge Sjonge” verzuchtte hij tegen zijn zoon. “Wat jammer nou dat ’t geen Mariabeeldje is, dan was ik schatrijk geworden.”
Manopello